bijvakcursus 2004-2005

TRANSCULTURELE SEMANTIEK

Jeroen Wiedenhof

algemene informatie

Het college behandelt de zoektocht naar semantische universalia vanaf de zeventiende eeuw (bijvoorbeeld Leibniz, Wilkins) en de rol van de semantiek in taalkundige theorieën (bijvoorbeeld Saussure, Whorf), met speciale aandacht voor transculturele universalia en variatie (bijvoorbeeld Greenberg, Wierzbicka). De student wordt geleerd om concrete gevallen –bijvoorbeeld in de taal van de hoofdvakstudie– in detail te observeren, te analyseren, en te presenteren.

Zie verder de facultaire bijvakcursusinformatie.


tijd en plaats


tweede semester, dinsdagen van 15:15u tot 17:00u zaal 1173/004a
  • N.B. van 4 t/m 26 april: zaal 1172/006
  • op 10 mei (laatste college) en 17 mei (tentamen) zitten we in zaal 1170/002
  • het hertentamen van 3 juni vindt plaats in zaal 1170/006A


handige hulpjes

 terminologie |  schrijfwijzer |  talen van de wereld |  taalkundige transcriptie


inhoud, teksten en opdrachten

| 1 feb | 8 feb | 15 feb | 22 feb | 1 mrt | 8 mrt | 15 mrt | 22 mrt | 29 mrt | 5 apr12 apr19 apr26 apr | uitslag schriftelijk verslag | 10 mei | uitslag tentamen 17 mei | uitslag her 3 jun |


1 februari 2005

Onderwerpen van dit college

 

Ter informatie

De Internationale Taalkunde Olympiade vindt dit jaar voor het eerst plaats in Nederland, aan de Universiteit Leiden. De Leidse Taalkunde Olympiade 2005, die als voorronde dient, wordt gehouden op zaterdag 19 februari. Zie voor details ook het persbericht.


voor 8 februari

Geen college vanwege de diesviering van de universiteit.


voor 15 februari

Tekst

Berthold van Maris, "Met 61 woorden de wereld rond: Taaltheoretica Anna Wierzbicka brengt basisbetekenissen in kaart". In NRC Handelsblad: Wetenschap & onderwijs, 20 september 2003, p. 35.

© NRC Handelsblad/Berthold van Maris, met toestemming overgenomen
 zie ook: ingezonden brieven
   
Leeshulp

1.  De Poolse naam Wierzbicka wordt uitgesproken als .

2. "Natuurlijke Semantische Metataal" (r. 30-31) heet in Wierzbicka's Engelse werk Natural Semantic Metalanguage; de term "primitieven" (r. 5, 63-64) is een vertaling van primes. Zie voor de Engelse terminologie verder the Natural Semantic Metalanguage Homepage.

Vragen en opdrachten

3.  Lees eerst het stuk in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de tekst, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

4. Wierzbicka werkt "al veertig jaar lang [...] aan een alomvattende theorie over de semantiek" (r. 22-24). Zoek in de catalogus van de Leidse universiteitsbibliotheek wat haar oudste hier aanwezige werk is. En hoeveel van haar boeken dateren uit de eenentwintigste eeuw?

5.  "Bloomfield en Chomsky" (r. 53-54): Kunt u Noam Chomsky dateren? Met welk werk brak hij door? Welke Bloomfield wordt hier bedoeld, en wanneer leefde hij/zij? Noem een klassiek werk van Bloomfield.

6.  Zijn de acht talen die in r. 82-85 genoemd worden echt "zeer uiteenlopend"? Waar worden zij gesproken, en hoeveel taalfamilies vertegenwoordigen zij?

Tips:

a.   SIL Ethnologue;
b.   Bernard Comrie, Stephen Matthews en Maria Polinsky, De grote taalatlas. Haarlem: Schuyt & Co, 1998, derde herziene druk 1999.
c.   Language Maps
d.  

Yahoo Language Families index

7.  De betekenis 'lang' wordt besproken aan de hand van a. neuzen, b. stokken, c. komkommers en d. paraplu's (r. 85-117). Wordt de lengte van deze vier zaken in uw taal door steeds dezelfde betekenis uitgedrukt? Als u twijfelt, raadpleeg dan een moedertaalspreker.

8.  Wierzbicka's aanpak wordt als "introspectief" gekenmerkt (r. 145). Wat wordt daarmee bedoeld?

9.  Voor het Engels zijn er "enorme lexicografische corpora, waar met één druk op de knop honderden voorbeelden uit rollen" (r. 155-157). Kunt u daar voorbeelden van vinden? Is een taalkundig corpus altijd lexicaal? En is een taalkundig corpus altijd digitaal?

10.  Vergelijk de definitie van de betekenis van het Engelse sad (r. 227-236) met die van head (r. 138-142).

a.   Hoeveel keer komt de primitief "part" voor in de definitie van head? Hebben al deze "part"s dezelfde referent?
b.   Hoeveel keer komt de primitief "something" voor in de definitie van sad? Hebben deze "something"s dezelfde referent?

11.  Vergelijk de omschrijvingen van de betekenissen van het Engelse freedom en het Russische svobóda (r. 305-321). Deze betekenissen hebben volgens Wierzbicka een gemeenschappelijk deel. Is dat deel ook toepasbaar op de betekenis van het Nederlandse vrijheid? Hoe zou de definitie in het Nederlandse geval verder kunnen gaan?

12.  Is voor het Engels de gegeven omschrijving van freedom ook toepasbaar op liberty?

13.  Hoe zou u de toon van de uitspraak van Goddard in de regels 339-342 kenmerken?

14.  Vergelijk de kritiek in de regels 358-362 met de uitwerking van vraag 10. Aan welke voorwaarde(n) zou zo'n "rudimentaire grammatica" minimaal moeten voldoen?


voor 22 februari

Restant

Overgebleven van de vorige keer: opdrachten 13 en 14; zie boven.

Tekst
 
Cliff Goddard, Anna Wierzbicka en René Dirven, "Transculturele semantiek" = hoofdstuk 6 (pp. 155-182) van René Dirven en Marjolijn Verspoor, Cognitieve inleiding tot taal en taalwetenschap. Leuven: Acco, 1999¹, 2001².  
Zie ook Inhoudsopgave, Voorwoord en de lijst Gebruikte tekens en afkortingen (pp. i-ix).
 

 

 
Leeshulp

15.  Wees bij stilistische of terminologische problemen verdacht op de Vlaamse herkomst van de tekst.

16.  De schema's waarvan vanaf p. 165 sprake is worden als volgt samengevat op p. 95:

Subtypes van gebeurenschema's
   
1. Zijnsschema Wie is wie? Wat is wat? Hoe is iets?
2. Processchema Wat gebeurt er?
3. Handelingsschema Wat doet iemand?
4. Ervaringsschema Wat ervaart, voelt, ziet iemand?
5. Bezitsschema Wat heeft een wezen?
6. Bewegingsschema Waarheen beweegt een wezen?
7. Overdrachtsschema Aan wie / Waaraan wordt iets gegeven?
Vragen en opdrachten

Schriftelijk voorbereiden!

Gebruikte afkortingen
p. = pagina, r. = regel; negatieve regelnummers zijn vanaf onderaan de pagina geteld

17.  Lees eerst het stuk in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de tekst, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

18.  In de eerste alinea van p. 155 wordt besproken dat betekenissen in verschillende talen erg kunnen verschillen. "Zelfs in de fonologie staan verschillen in klemtoon en intonatie vaak voor verschillende betekenissen." (r. 8) Geef commentaar op en zoek voorbeelden bij deze laatste bewering.

19.  p. 156, r. 8 "de Engelse filosoof John Locke": Hoe wordt zijn familienaam uitgesproken?

20.  p. 156, r. -12 "Verschillen die voor ons onontkoombaar lijken, worden volledig geneerd in sommige talen, die op hun beurt weer verschillen maken die voor ons allesbehalve begrijpelijk zijn". Het gaat hier om lexicale gevallen. Geef lexicaal voorbeelden van zulke verschillen in twee richtingen: tussen uw taal en het Nederlands; en andersom.

21.  p. 157, r. 11 "etnocentrisme": Geef voorbeelden uit de taalkunde.

22.  p. 159, r. -17 "containers": Wat is hier bedoeld? Welke term wordt hiervoor elders in de tekst gebruikt?

23.  Hoe heten de verbanden tussen de Engelse uitdrukkingen move 'bewegen', move 'ontroeren' (p. 163, r. -7) en move 'verhuizen'?

24.  Onderaan p. 165 wordt, zoals uitgelegd bovenaan p. 166, de uitdrukking diep toegevoegd "om de interpretatie van gelukkig als bijwoord uit te sluiten". Wat voor soort woord is gelukkig in de wel beoogde lezing? En hoe heet het verband tussen de gelukkig in de ene lezing en gelukkig in de andere lezing?

25.  § 6.3 gaat over grammaticale verschillen. Geef voorbeelden van dergelijke verschillen in twee richtingen: tussen uw taal en het Nederlands; en andersom.

26.  Raadpleeg de lijst van gebruikte tekens en afkortingen op p. ix en geef commentaar op de manier waarop de volgende termen getranscribeerd zijn:

plaats citaat
p. 156, r. 11 "complexe begrippen"
p. 162, r. 8 "hetzelfde"
p. 162, r. 11 "driehoek"
p. 162, r. -15 "definiëren"
p. 163, r. -6 'bewegen'
p. 166, r. 11 "reductieve paraphrase"
p. 170, r. 2 "grote"
p. 170, r. 13 *'erg ogenblikkelijk'

27.  Welke functie(s) heeft syntactische (p. 170, r.9) en/of morfologische reduplicatie in uw taal?

28.  Geef een voorbeeld van verschillende manieren om instructies te geven (pp. 174-175) in uw taal en het Nederlands.

29.  De opgaven in § 6.8 (pp. 179-182) hoeft u niet schriftelijk uit te werken. Noteer wel eventuele vragen die u hierover heeft.

voor 1 maart

Correctie

30.  Per abuis waren bij de opdracht van 22 feb "Günter Radden en René Dirven" vermeld als auteurs van de tekst "Transculturele semantiek". De auteurs zijn Cliff Goddard, Anna Wierzbicka en René Dirven.

Tekst

Edward Sapir, "Language". David G. Mandelbaum, ed., Edward Sapir, Culture, Language and Personality, Berkeley: University of California Press, 1956, pp. 1-44 [pp. 7-32]. Reprinted from Encyclopedia of the social sciences (New York: Macmillan, 1933), Volume 9, pp. 155-169.


Paginanummers tussen vierkante haakjes volgen de herdruk in de paperback-uitgave van 1985.

Leeshulp

31.  Tip: Lees als extra ondersteuning ook de Editor's introduction.

Vragen en opdrachten

schriftelijk voorbereiden!

32.  Lees eerst het stuk in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de tekst, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

Bedenk bij de volgende verschijnselen en beweringen eigen voorbeelden of tegenvoorbeelden. Gebruik, voor zover relevant, als uitgangspunt uw taal.

33.  "it is conceivable that something like a linguistic structure could have been evolved out of gesture or other forms of bodily behavior" (p. 2) [p. 7];

34.  the true units of language as symbolism are conventional groupings of [...] phonemes" (p. 5) [p. 9];

35.  "Few cultures perhaps have gone to the length of the classical Chinese culture or of the rabbinical Jewish culture in making the word do duty for the thing or the personal experience as the ultimate unit of reality" (p. 18) [p. 19];

36.  "phonetic changes [...] due to the operation of unconscious economies in actualizing sounds or combinations of sounds" (p. 29) [p. 23];

37.  "The too frequent use of a word [...] may reduce it to a commonplace term, so that it needs to be replaced by a new word" (p. 30) [p. 24];

38.  "the creation of new words on analogies which have spread from a few specific words" (p. 30) [p. 24];  hint

39.  "loss of old words" (p. 36) [p. 27];

40.  "[Vocabulary d]istinctions which seem inevitable to us may be utterly ignored in languages which reflect an entirely different type of culture, while these in turn insist on distinctions which are all but unintelligible to us" (p. 36) [p.  27];

41.  "foreign dynasties in China have always submitted to the superior culture of the Chinese and have taken on their language" (p. 41) [p. 30];

42.  "Definitely repressive attitudes toward the languages and dialects of subject peoples seem to be distinctive only of European political policy in comparatively recent times" (p. 41) [p. 30].


voor 8 maart

Opdrachten

Vandaag geen college, maar wel een schriftelijke opdracht. Deze levert na beoordeling in zijn definitieve vorm twee studiepunten (= EC = ECTS) op, mits het tentamen met een voldoende wordt afgerond. Zie voor details de pagina over het Schriftelijk verslag Transculturele semantiek.

43.  De opdrachten 25, 27, 28 en 33 t/m 41 hierboven zijn door u voorbereid en besproken tijdens de colleges. Werk deze opdrachten schriftelijk uit en lever een eerste versie in op uiterlijk 8 maart in (op college of in postvak Wiedenhof, overloop van de eerste verdieping in het Arsenaal). Daarbij ligt de nadruk op

Druk uw bijdrage af op dubbele regelafstand zodat ik er opmerkingen bij kan schrijven.


voor 15 maart

Geen college wegens voorjaarsvakantie.


voor 22 maart

Tekst

"Biological, cultural, and ontogenetic processes" = hoofdstuk 8 uit Michael Tomasello, Constructing a language, A used-based view of language acquisition. Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press, 2003. We lezen dit hoofdstuk in twee sessies: vandaag §§ 8.1-8.2 (pp. 282-305) en op 29 maart §§ 8.3-8.5 (pp. 305-322).

Leeshulp

44.  P. 285 "apraxia": zie voor informatie over deze aandoening de Vlaamse E-gezondheid-gids en de Apraxia Information Page van het Amerikaanse National Institute of Neurological Disorders and Stroke (NINDS).

45.  Op p . 291 gaat het over een bij mensen algemeen aangetroffen "understanding of the intentional and mental states of other persons". In andere bronnen wordt dit vermogen vaak omschreven met de term theory of mind.

Vragen en opdrachten

schriftelijk voorbereiden!

46.  Lees eerst het stuk in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de tekst, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

47.  Op p. 282 worden de termen phylogenetic en ontogenetic gebruikt. Uit welke discipline (= vakgebied) zijn deze termen afkomstig, en wat betekenen ze daar?

48.  P. 287: omschrijf in uw eigen woorden het verschil tussen creolentalen en pidgins.

49. a. Wat is op p. 288 een auxiliary? Geef commentaar op Tomasello's commentaar op Chomsky.

b.  Identificeer voor de drie zinnen onderaan p.288 de relative clauses. Hoe heet een relative clause in het Nederlands?

50.  Omschrijf in uw eigen woorden de termen antecedent en coreference (p. 289, voetnoot); geef Nederlandse termen hiervoor en geef voorbeelden uit uw taal.

51.  Check of u alle taalkundige termen kent die in de opsomming van p. 292, tweede alinea, worden gebruikt. (Tip: zie de "handige hulpjes" bovenaan deze webpagina.)

52.  Op p. 252 begint de derde alinea met "The first reason why languages are so complicated is that people want to talk about events involving multiple participants, and these must be kept track of.".

a.  Met welk type uitdrukkingen doen talen dit en hoe worden de verspreide deelnemers genoemd?

b.  Wat zegt het "must be kept track of" over de relatie die Tomasello aanneemt tussen taal en taalgebruiker? (Tip: Deze formulering wordt herhaald op p. 293, begin tweede alinea. Zie vooral het eind van die alinea: "And so the first point is simply that languages must be complicated because the situations and events people want to talk about are complicated.")

53.  In de derde alinea van p. 293 wordt "tense-aspect-modality marking" in een adem genoemd.

a.  Waarom?

b.  Tot welke van deze drie categorieën behoort het daarop voorbeeld, "for example, indicating time relative to now"?

54.  Op pp. 294-295 gaat het over "grammaticalization".

a.  Geef hiervan een voorbeeld uit uw taal.

b.  Kunt u ook (uit een willekeurige taal) een voorbeeld geven van "expressions or constructions in the middle of the grammaticalization process"? (p. 295, regel 1)

55.  Op p. 296 wordt in de tweede alinea van § 8.2.1 een onderscheid gemaakt tussen "intentional" en "accidental" handelingen. Hoe pakt dit onderscheid uit voor talig gedrag, zowel (a) aan de vormelijke kant als (b) aan de betekeniskant?

56.  Holophrases, p. 297 regel 1: geef voorbeelden uit het Nederlands.

57.  Schematization, onderaan p. 297: geef eigen niet-talige voorbeelden.

58.  "Occam's Razor", p. 304: wat wordt hiermee bedoeld?

voor 29 maart

Tekst

"Biological, cultural, and ontogenetic processes" = hoofdstuk 8 uit Michael Tomasello, Constructing a language, A used-based view of language acquisition. Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press, 2003. We hebben op 22 maart §§ 8.1-8.2 (pp. 282-305) gelezen. Hieronder volgen §§ 8.3-8.5 (pp. 305-322).

Leeshulp

59.  Zoals we de vorige keer bespraken, neemt Tomasello een aantal gevestigde opvattingen over de werking van taal op de hak in wat hij zijn usage-base approach noemt. Zie voor die term de ondertitel van het boek, en in het stuk van deze keer bijvoorbeeld het betoog op p. 306 en de titel van § 8.3.2.

Vragen en opdrachten

60.  Lees eerst het stuk in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de tekst, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

61.  Op pp. 306-307 wordt uitgelegd dat kinderen niet alleen spreken door eenheden te combineren. Er zijn ook stukken taal die voor de volwassen spreker complex zijn, maar door het kind in eerste instantie als eenheden worden ervaren. Schrijf eerst de betekenis op van het voorbeeld I-dunno. Noteer vervolgens de stukken waarin het kind deze eenheid in een later stadium zou analyseren.

62.  Bovenaan p. 307 wordt onderzoek geciteerd dat concludeert dat kinderen analyse plegen op de door henzelf voortgebrachte uitingen. Dat kinderen veelvuldig met taal spelen wijst in dezelfde richting: eindeloos herhalen, op een gekke manier uitspreken en de eigen woorden naproeven, wat in ieder geval leidt tot het mentaal herkauwen van de brokken taal uit opgave 61. De onderlinge vergelijking van zulke brokken levert dan stilaan kleinere eenheden op. Kortom, hier is geen sprake van combineren, maar van splitsen. Bovenaan p. 310 wordt ditzelfde principe met andere woorden uitgelegd. Zijn er ook argumenten tegen deze conclusie?

63.  Vertaal de laatste zin van p. 307 in het Nederlands.

64.  Op pp. 308-309 worden drie manieren genoemd waarmee het kind een reproduceerbare uiting kan uitbreiden. Waarom wordt voor het derde type een voorbeeld uit het Duits genoemd? Is dit type ook in het schema van p. 309 terug te vinden?

65.  Onderaan p. 310 worden syntactische constructies als "big words" ten tonele gevoerd. Kunt u zich ook zonder de genoemde bron te raadplegen iets voorstellen bij deze omschrijving? Wat is een woord? Wat is het bereik van de syntaxis? En wat is syntaxis?

66.  Midden op p. 311 worden de symptomen van het stotteren opgesomd als "word repetition, blocking, elongation". Kunt u elk van deze termen duiden?

67.  Volgens p. 312 "[t]here are virtually no other studies that investigate at this level of detail the relationships between children's emerging syntactic competence and their emerging skills of utterance production". Hoe zou dat komen?

68.  Hoe is in het schema van p. 319 de ontogenetische tijd georiënteerd?

voor 5 april

 

LAATSTE NIEUWS (4 april 2005): van 5 tot en met 26 april kunnen wij terecht in zaal 1172/006.

 

Tekst

"The great Eskimo vocabulary hoax" = hoofdstuk 19 (pp. 159-171) van Geoffrey K. Pullum, "The great Eskimo vocabulary hoax and other irreverent essays on the study of language". Chicago: University of Chicago Press, 1991.

Leeshulp

70.  De meeste teksten uit de bundel zijn eerder in verschenen in het tijdschrift Natural language and linguistic theory, afgekort als NLLT op p. 161. De inleiding (pp. 159-161) is later toegevoegd, het nawoord (pp. 168-171) waarschijnlijk ook.

Vragen en opdrachten

71.  Neem uw agenda mee naar college, zoda we een definitieve tentamendatum kunnen afspreken.

72.  Lever de definitieve versie van uw schriftelijke opdracht in. Deze levert na beoordeling in zijn definitieve vorm twee studiepunten (= EC = ECTS) op, mits het tentamen met een voldoende wordt afgerond. Zie voor details de pagina over het Schriftelijk verslag Transculturele semantiek. In verband met deze opdracht lezen we dit keer een vrij korte, maar hopelijk niet minder stimulerende, en in ieder geval onderhoudende tekst.

73.  Lees eerst het stuk in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de tekst, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

74.  Op p. 160 wordt een Dictionary of misinformation genoemd. Kent u een dergelijk werk in het Nederlands?

75.  Op pp. 160-161 wordt Benjamin Lee Whorf besproken. Kunt u hem dateren? Welke hypothese is (deels) naar hem genoemd? Wat houdt deze hypothese in?

76.  Vertaal de zin die begint met " Professor Martin..." bovenaan p. 161 in het Nederlands.

77.  Op pp. 160-161 wordt Boas genoemd. Wat was zijn volledige naam, wanneer leefde hij, en waarmee is hij bekend geworden?

78.  Kunt u op p. 161 in de eerste alinea van de eigenlijke tekst alle voorbeelden duiden, d.w.z. van "signing apes" tot en met "snow"?

79.  Waarom wordt er op p. 163, r. -12 een vlammenwerper bijgehaald?

80.  Ga naar aanleiding van p. 170 na hoeveel 'sneeuw'-gerelateerde etyma het Nederlands heeft.


voor 12 april

Intro

Naar aanleiding van discussies eerder dit semester verdiepen we ons in betekenissen met meerdere actanten, zoals werkwoordelijke betekenissen. In de betekenis 'schrijven' kan bijvoorbeeld een schrijver, een aangeschrevene en iets geschrevens worden onderscheiden, zoals in de zin Ze schreven haar een rekening. . Dergelijke actanten worden ook valenties en argumenten genoemd, hoewel het gebruik van deze termen niet altijd samenvalt. De tekst van deze week behandelt de status van het subject in de werkwoordelijke betekenissen van zeer verschillende talen.

Tekst

"Subject" (= hoofdstuk 5, pp. 98-116) uit Bernard Comrie, Language universals and linguistic typology: Syntax and morphology. Oxford: Basil Blackwell, first edition 1981, reprinted with corrections and additions 1983.

Warming-up

81.  Als opwarmertje het volgende citaat van de voorpagina van het tijdschrift Mijn geheim, nr. 01/27, 2001:

'60 KEER per jaar GRIEP, dat kón toch niet?'
Eindelijk weet Marieke wat ze mankeert

Valt u iets op aan deze tekst?

Opdrachten

82.  Lees eerst de tekst in zijn geheel door. Neem uw vragen over of problemen met de tekst mee voor behandeling op college.

83.  De voorbeelden op p. 98 komen uit het Chukchi. Waar wordt deze taal gesproken? (Tip: zie de handige hulpjes boven aan deze pagina.)

84.  Teken een schema of tabel waarin u voor het Engels en het Chukchi de gegevens vastlegt uit de eerste alinea van p. 99.

85.  De eerste zin op p. 100 houdt duidelijk een slag om de arm. Wanneer klopt het niet dat "verb agreement is determined by the noun phrase that follows there is/are"? Geef een voorbeeld.

86.  Twee van de drie punten midden op p. 100 beginnen met "we are not committed to the view that...". Wat betekent deze Engelse zinswending?

87.  Bedenk eerst waarom voor know onderaan p. 100 de omslachtige term "non-third person singular verb" wordt gebruikt. Beantwoord dan naar keuze vraag a of vraag b:

a.  Vertaal de term, en bedenk of hier nu wel of niet het meervoud mee wordt aangeduid.  of

b.  Geef aan hoe de term zelf moet worden geanalyseerd:

(1)  [[non-[third person]] singular] verb  of

(2)  [non-[[third person] singular]] verb  of

(3)  non-[[[third person] singular] verb]

88.  Check voor de twee voorbeelden onderaan p. 100 of inderdaad "the plural verb were does not agree with the agent", c.q. "the non-third person singular verb is not in agreement with the topic".

89.  Geef een voorbeeld uit het Nederlands ter illustratie van de bewering in de laatste zin van de eerste alinea op p. 101.

90.  Op p. 101 wordt beweerd dat "there is no set of necessary and sufficient conditions that an object must satisfy in order to be called, for instance, red".

a.  Zou deze uitspraak betrekking hebben op sprekers van verschillende talen of op sprekers van dezelfde taal?

b.  Wat kan deze bewering voor de semantiek van natuurlijke talen betekenen?

91.  P. 103 bovenaan: geef vorm en betekenis van het Russische meervoud van 'één'. Kent u andere talen waarin bij een uitdrukking voor 'één' een meervoud wordt gevormd? Geef vorm(en) en betekenis(sen).

92.  De tabel op p. 103 toont duidelijk dat in het Russisch grote getallen tot een andere woordsoort neigen te horen dan kleine getallen. Kent u dit verschijnsel ook uit andere talen?

93.  Op p. 104 staat dat "agent and topic are logically independent notions and need not coincide in a given sentence". Kent u hier voorbeelden van (in een taal naar keuze)?

94.  Bovenaan p. 105 worden de argumenten van een transitieve constructie geen van beide S genoemd, "to avoid circularity". Onderaan dezelfde alinea wordt gesteld dat "the transitive verb see behaves morphologically and syntactically just like the action transitive verb hit", zodat aan see alsnog een A een P worden toegekend. Is de constatering dat deze A en P "syntactic terms" zijn misschien wel circulair?

95.  Wat betekent op p. 106 r. 12 "coreferential"?

96.  De voorbeelden op p. 106 komen uit het Dyirbal. Waar wordt deze taal gesproken?

97.  Omschrijf in uw eigen woorden het verschil tussen het Dyirbal en het Engels dat op p. 106 wordt besproken. Is dat het Dyirbal zo werkt ook vanuit het Dyirbal begrijpelijk, of gaat het om toevalligheden?

98.  P. 107 "non-prominal noun phrases [...] do not have a morphological nominative-accusative distinction": geef voorbeelden en ga na of dit klopt.

99.  Op p. 107 wordt het Yidiny genoemd. Waar wordt deze taal gesproken?

100.  Wat betekent "voice" op p. 108, r. -7?

101.  Vergelijk voorbeelden (25) en (26). Waarom wordt hierover op p. 109 beweerd dat "the infinitive construction works on the nominative-accusative system"?

102.  Op p. 110 wordt in voorbeeld (28) een allative naamval geciteerd. Wat is dat?

103.  Waar worden het Nivkh van p. 112 en het Tagalog van p. 114 gesproken?


voor 19 april

Tekst

Charles F. Hockett, "Chinese versus English: An exploration of the Whorfian theses" uit Harry Hoijer, red., Language in culture: Conference on the interrelations of language and other aspects of culture. Chicago: University of Chicago Press, 1954, vijfde druk 1963. Ook verschenen als Memoir No. 79 van de American Anthropological Association.

Leeshulp

104.  Van Mark Twains The American claimant (p. 108) bestaat ook een electronische tekstversie.

105.  Zie voor "Whorf's example of the blower" (p. 109) zijn artikel The relation of habitual thought and behavior to language.

106.  De op p. 111 genoemde stad "Peiping" is dezelfde als Peking en Beijing.

Opdrachten

107.  Overgebleven van vorige keer: de opdrachten 101 tot en met 103.

108.  Lees de uitleg over taalkundige transcriptie. Maak daarvan de oefening onder punt 4; op college zal u gevraagd worden deze zinnen op het bord voor te doen.

109.  Lees de nieuwe tekst in zijn geheel door. Neem uw aantekeningen over en vragen over de tekst mee voor behandeling op college.

110.  Geef voorbeelden van "other derivative communicative systems" (p. 106).

111.  Waar wordt het Menomini (p. 108) gesproken? Tot welke taalfamilie behoort het? Hoeveel sprekers zijn er?

112.  Vergelijk Whorfs voorbeeld met de blower (p. 109) met andere voorbeelden in zijn artikel The relation of habitual thought and behavior to language. Bent u zelf wel eens dergelijke voorbeelden tegengekomen?

113.  De vergelijking tussen het Mandarijn en het Engels begint op p. 111 met het Mandarijnse woord voor 'trein'. Wat voor semantische associaties roept het Engelse equivalent op?

114.  Is het mogelijk om aan de hand van de beschrijving op p. 112-113 uw eigen leeftijd in swèi te berekenen? Zo ja: doe dit; zo nee: leg uit waarom niet.

115.  Specificeer de term "homophonous" in de eerste regel van 114.

116.  Beschrijf voor het Nederlands of voor uw taal een hiaat zoals dat op pp. 114-115 omschreven wordt.

117.  Omschrijf in uw eigen woorden wat onderaan p. 115 bedoeld wordt met " 'chemistry' (either sense)".

118.  Beschrijf voor het Nederlands of voor uw taal een voorbeeld van "fluctuation in the agreeing verb", p. 117.

119.  Waar wordt het Hopi (p. 119) gesproken? Tot welke taalfamilie behoort het? Hoeveel sprekers zijn er?

120.  Beschrijf in uw eigen woorden wat er met het tweede Mandarijnse voorbeeld op p. 120 aan de hand is.

121.  Op p. 123 beweert Hockett dat "even Aristotle's development of the syllogism represented a sort of semantic purification of everyday Greek".

a.  Geef een voorbeeld van een syllogisme.

b.  Tot welke discipline (vakgebied) behoort het syllogisme?

c.  Noem een of meerdere verschillen tussen de gezuiverde semantiek van Aristoteles en de semantiek van taal.


voor 26 april

ZALEN

  • tot en met 26 april blijven we in zaal 1172/006
  • op 3 mei is er geen college (meivakantie)
  • op 10 mei (laatste college) en 17 mei (tentamen) zitten we in zaal 1170/002
Tekst

E.V. Clark, Word choice and conceptual perspective. Mededelingen van de afdeling letterkunde, Nieuwe reeks, Deel 61 no. 11. Amsterdam: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, 1998, pp. 53-95.

Opdrachten

122.  Overgebleven van vorige keer: de opdrachten 101 tot en met 103. Vergeet niet de tekst mee te nemen.

123.  Ter heroverweging: de opdrachten 112 en 116. Probeer deze week voorbeelden "uit het leven te grijpen".

124.  Ook ter heroverweging: opdracht 121c. Kunt u hiervan zelf gevallen vinden?

125.  Lees de nieuwe tekst in zijn geheel door. Neem uw aantekeningen over en vragen over de tekst mee voor behandeling op college.


29 april - uitslag schriftelijk verslag

Toelichting

Het college Transculturele semantiek wordt getoetst met een tentamen ter waarde van 4 studiepunten (= EC = ECTS). Uitbreiding tot 6 studiepunten is mogelijk door middel van een taalkundige rapportage. De twee studiepunten voor dit schriftelijk verslag worden alleen toegekend in combinatie met de vier studiepunten van het schriftelijk tentamen.


voor 10 mei

 

N.B. Het college van vandaag vindt plaats in zaal 1170/002.

 

Teksten

De twee teksten voor deze keer zijn alleen online beschikbaar. Maak zelf afdrukken en neem deze ook mee naar college.

Tekst 1

Hoofdstuk 5 (pp. 19-21) uit Book I van John Wilkins, An essay towards a real character and a philosophical language. London: The Royal Society, 1668.

pagina   bron
 
<http://reliant.teknowledge.com/Wilkins/>, 5 mei 2005; zie eventueel de mirror
 
<http://reliant.teknowledge.com/Wilkins/>, 5 mei 2005; zie eventueel de mirror
 
<http://reliant.teknowledge.com/Wilkins/>, 5 mei 2005; zie eventueel de mirror
 Tip: druk de tekst af met behulp van software die over een proportionele "Fit to page"-functie beschikt. Bijvoorbeeld: het gratis programma IrfanView.

Tekst 2

Jorge Luis Borges, El idioma analítico de John Wilkins / The Analytical Language of John Wilkins.

Bron: <http://www.crockford.com/wrrrld/wilkins.html>, 5 mei 2005; zie eventueel de mirror.

 Tip: druk de tekst af in landscape-formaat (d.w.z. dwars, liggend).

Leeshulp bij Wilkins' Essay
met dank aan Burchard Mansvelt Beck

126. Achtergrondinformatie over dit werk is te vinden in de recensie van de moderne heruitgave, uitgegeven door Thoemmes Continuum. Bron: <http://www.thoemmes.com/language/wilkins.htm>; zie eventueel de mirror.

127.  De moderne letter <s> werd in 1668 gedrukt als <>, behalve aan het eind van een woord: vergelijk dus in de eerste tekstregel met in de tweede regel; en met op p. 20 en op p. 21.

128.  Op p. 19, r. -11 is needs be bijwoordelijk gebruikt in de zin van 'noodzakelijk'. Op p. 21, r. -6 wordt needs in dezelfde betekenis gebruikt.

129.  Op p. 20, r. 1 komt suted overeen met het huidige suited.

130.  Op p. 20, r. 8 is U.C. een afkorting van ab Urbe Condita 'vanaf de stichting van de stad', dat wil zeggen van Rome, waarvan de traditionele stichtingsdatum op 21 april 753 v.Chr. was gesteld.

131.  Op p. 20, r. 9 komt saith overeen met het huidige says.

132.  Op p. 20, § II, r. 11 komt conceit overeen met het tegenwoordige concept.

Opdrachten bij Wilkins' Essay

133.  In de eerste alinea van p. 19 worden natuurlijke talen onderscheiden van kunsttalen. Wat had Wilkins met kunsttalen?

134.  In dezelfde alinea staat dat "Grammar [...] is of much later invention then languages themselves". Vergelijk dit gebruik van de term grammar met het probleem van opdracht 117 en geef commentaar.

135.  Op p. 20, zesde alinea van § II, staat dat "if men [sic] should generally consent upon the same way or manner of Expression, as they do agree in the same Notion, we should then be freed from that Curse in the Confusion of Tongues, with all the unhappy consequences of it". Geef inhoudelijk commentaar.

136.  Vertaal op basis van hoofdstuk 5 de term real character uit de titel van het boek.

Leeshulp bij Borges' Idioma

137.  Zie over de Chinese encyclopedie van Kuhn het commentaar van Brandt Kurowski.

Opdrachten bij Borges' Idioma

138.  Verzamel enige biografische informatie over de auteur.

139.  Wat is er in de Engelse vertaling gebeurd met de eerste twee woorden van de eerste Spaanse alinea, He comprobado...?

140.  Heeft u zelf ervaring met discussies zoals beschreven in de eerste regels van de tweede alinea? Licht toe.

141.  Tweede alinea: wat zijn Volapük en Interlingua? Noem minstens acht andere voorbeelden in dit genre.

142.  Kent u voor uw taal omschrijvingen zoals het riquísima lengua in de tweede alinea?

143.  In de laatste alinea wordt G.F. Watts geciteerd. Het citaat is beter te begrijpen als u zijn beroep kent; zoek daarom enige biografische informatie bij deze persoon.


Teksten waar wij niet aan toegekomen zijn


25 mei - uitslag tentamen

Toelichting

Het college Transculturele semantiek wordt getoetst met een tentamen ter waarde van 4 studiepunten (= EC = ECTS). Uitbreiding tot 6 studiepunten is mogelijk door middel van een taalkundige rapportage. De twee studiepunten voor dit schriftelijk verslag worden alleen toegekend in combinatie met de vier studiepunten van het schriftelijk tentamen.

N.B. Het hertentamen vindt plaats op vrijdag 3 juni 2005, van 15:00u tot 17:00u in zaal 1170/006A.


15 juni - uitslag hertentamen

Toelichting

Het college Transculturele semantiek wordt getoetst met een tentamen ter waarde van 4 studiepunten (= EC = ECTS). Uitbreiding tot 6 studiepunten is mogelijk door middel van een taalkundige rapportage. De twee studiepunten voor dit schriftelijk verslag worden alleen toegekend in combinatie met de vier studiepunten van het schriftelijk tentamen.


laatste wijziging 15 juni 2005

home