tweedejaars cursus 2012-2013

CHINESE TAALKUNDE / Taalvariatie

Jeroen Wiedenhof

"If every single living thing is different from every other living thing, then diversity becomes life's one irreducible fact. Only variations are real. And to see them, you simply have to open your eyes."
Liam Neeson als Alfred Kinsey in Bill Condons film Kinsey (2004), 12':29" - 12':42" 

BLOK 3: week 1 | week 2 | week 3 | week 4 | week 5 | week 6 |
BLOK 4: week 1 | week 2 | week 3 | week 4 | week 5 | week 6 | week 7 | week 8 |
In de collegeperiode wordt deze pagina
wekelijks op vrijdag om 9 uur 's ochtends ververst
Druk op F5 als de nieuwste versie niet verschijnt

handige hulpjes

 software  schrijfwijzer  talen van de wereld
 terminologie  Colorado Style Guide  taalkundige transcriptie
     e-ANS

algemene informatie


tijd en plaats

tweede semester
dag & tijd: zie collegerooster Chinastudies

lokaal: zie collegerooster Chinastudies




inhoud, teksten en opdrachten


BLOK 3

week 1 (6 feb 13)

Onderwerpen van dit college

De reader bij dit college is Chinese en algemene taalwetenschap, te verkrijgen als print-on-demand via de Readerverkoop-balie van het Studiepunt, begane grond Lipsius. We zullen vanaf de tweede week met teksten uit deze reader aan de slag gaan.

  • Aanrader: Symposium "In het teken van taal"

    Op 11 februari wordt aan de KNAW (Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen) een middag gewijd aan de geschiedenis van taal.

    Aanleiding hiertoe is de priojuitreiking van de De la Courtprijs 2013 aan Bram Jagersma.

    Details van het programa staan op de KNAW Agenda-pagina. Je kunt je hiervoor online inschrijven.

    De bijeenkomst is in het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29, 1011 JV Amsterdam. Dat is tien minuten lopen vanaf NS-station Amsterdam Centraal zie kaart); of je kunt een halte met de metro gaan en uitstappen op station Nieuwmarkt.



week 2 (13 feb 13)


Tekst

Uit de reader: Yuen Ren Chao, "Ambiguity in Chinese". Uit Anwar S. Dil, Aspects of Chinese sociolinguistics: Essays by Yuen Ren Chao, Stanford: Stanford University Press, 1976, pp. 293-308. Oorspronkelijk verschenen in Søren Egerod en Else Glahn, red., Studia serica Bernhard Karlgren dedicata, København: Ejnar Munksgaard, 1959, pp. 1-13.

Opdrachten

schriftelijk voorbereiden! raadpleeg onze huisregels

1.  Lees de tekst. Noteer in de kantlijn waar je vragen of problemen in de tekst tegenkomt; wij zullen die in het college behandelen. Neem eventuele aantekeningen mee naar de klas.

2.  Het woord grammatica wordt op verschillende manieren gebruikt. Taalkundigen duiden met deze term vaak een zo volledig mogelijke taalbeschrijving aan. In welke deelonderwerpen valt zo'n grammatica uiteen?

3.  Verzamel of bedenk zelf gevallen van (a) synonymie; (b) homonymie; (c) polysemie. Schrijf steeds apart de vorm en de betekenis op: let daarbij op de transcriptie. Zoek twee gevallen per taal voor het Nederlands, voor het Mandarijn en een derde taal naar keuze. Als je de gevallen niet bedenkt maar verzamelt: schrijf de hele zin zo precies mogelijk op; schrijf datum, plaats en context erbij.

4. Zoek via internet (bibliotheekcatalogi, zoekmachines) antwoord op de volgende vragen:

5. Hoe heet het transcriptiesysteem dat Chao in dit artikel gebruikt? Waarom gebruikt hij niet gewoon Pinyin?

6. Zijn de volgende paren van uitdrukkingen voorbeelden van

a. een 'Z-relatie', dat wil zeggen wat Chao een skewed relationship noemt?

b. homonymie?

c. polysemie?

d. of: geen van deze drie gevallen?

7. Alvast ter oriëntatie op de mogelijkheden voor werkstukken:

ook het Yùhú-project is door tweedejaars studenten Chinees uitgevoerd.

kijk eens naar de pagina over het Hongkong-Kong-incident in 2012, waar vele (en heel verschillende) taalkundige aspecten aan zitten.


week 3 (20 feb 13)


Tekst

Uit de reader: Yuen Ren Chao, "Ambiguity in Chinese". Uit Anwar S. Dil, Aspects of Chinese sociolinguistics: Essays by Yuen Ren Chao, Stanford: Stanford University Press, 1976, pp. 293-308. Oorspronkelijk verschenen in Søren Egerod en Else Glahn, red., Studia serica Bernhard Karlgren dedicata, København: Ejnar Munksgaard, 1959, pp. 1-13.

Opdrachten

schriftelijk voorbereiden!

8.  Overgebleven van vorige week: de opdrachten 1, 4 en 5. We behandelen deze week de rest van Chao's tekst: check dus je voorbereiding van vorige week.

9.  Op het college van 13 februari hebben we een klein stukje gehoord van het BBC-programma "The path to English". Op de podcast-site van BBC Documentary Archive is een link naar het origineel te vinden; of zie de locale kopie van deze mp3.

Het onderwerp van deze documentaire sluit nauw bij het thema van deze cursus: Taalvariatie. Het verslag geeft een een up-to-date overzicht van de snel veranderende taalsituatie in Groot-Brittanië, maar is ook illustratief voor ontwikkelingen elders in de wereld.

Beluister de hele documentaire en maak de volgende opdrachten.

a.  Noteer eventuele vragen of opmerkingen over de inhoud.

b.  In de eerste minuut is sprake van British Asians. Wat wordt in het Britse spraakgebruik in de context van immigratie bedoeld met Asians?

c.  Zou je de uitspraak van de presentator omschrijven als standaard-Engels? Waarom wel/niet?

d.  Op 9'27" wordt over het Chinees en het Engels gezegd dat "the languages are so fundamentallly different". We bespraken dit al even op college. Breng nu zelf onder woorden

(1) in hoeverre dit niet klopt;

(2) in hoeverre het wel klopt; en

(3) voor zover het wel klopt: waarom de reden die hier wordt genoemd niet kan kloppen.

e.  Zegt de Chinese vrouw uit Manchester in 10'07" like death of like deaf? En vooral: hoe weet je dat?


week 4 (27 feb 13)


Teksten

Deze week een technische oefening, plus twee korte teksten met een evolutionaire inslag:

  • Transcriptiewijzer: naar keuze
    • op deze site online, of
    • op papier, vooraan in je reader (Apparaat blz. 1 t/m 3: Transcriptiewijzer)
  • § 2 "Spraakklanken en filologie" en § 3 "Vorm en betekenis" uit Taal in wording
Opdrachten

schriftelijk voorbereiden!

10.  Vooraankondiging:  we zullen in maart het derde collegeblok afronden met twee inleveropdrachten, in week 5 en week 6.

  • op 6 maart (week 5) gaan we de inleidende vaardigheden (transcriptie en basisbegrippen) in de praktijk brengen.
    • Verzamel alvast eventuele vragen uit de eerste vier weken en breng ze mee naar college op 27 februari.
  • op 13 maart (week 6) verwacht ik een eerste aanzetje tot het werkstuk.
    • Denk alvast na over mogelijke onderwerpen; zie ook opdracht 7 hierboven.
    • Het belangrijkste is op dit moment: zoek naar onderwerpen die je interesseren, en houd het beperkt. Uitbreiden kan altijd nog!

11.  Lees uit het artikel "Taal in wording" de twee opgegeven paragrafen op pp. 24 tot en met 26.

Ga daarbij ook na of je alle details van Figuur 1 begrijpt.

Noteer eventuele vragen over de tekst en neem deze mee naar college.

12.  Geef nu definities van elk van de vier termen uit week 2 (synonymie, homonymie, polysemie en Z-relatie) in je eigen woorden, maar met behulp van de begrippen in Figuur 1.

13.  Lees eerst de Transcriptiewijzer. Maak dan van de oefening in § 4 de zinnen 1 tot en met 10. Op college zal je gevraagd worden deze zinnen op het bord voor te doen.

14.  Lees "Computer leidt linguïsten terug naar de bron". Noteer eventuele vragen over de tekst en neem deze mee naar college.

Voor de liefhebber: de publicatie waar dit Volkskrant-artikel over gaat is: Alexandre Bouchard-Côté, David Hall, Thomas L. Griffiths en Dan Klein, "Automated reconstruction of ancient languages using probabilistic models of sound change". Proceedings of the National Academy of Sciences 10.1073, 2013. <PNAS1204678110>.

15.  In kolom 2, alinea 2 is sprake van veranderende woordklanken. Wat wordt bedoeld met deze "woordklanken", als je het formuleert met behulp van de begrippen die we zagen in Figuur 1 van "Taal in wording"?

N.a.v. deze term "woordklanken": ga ook na wat de status van de term "woord" in dit verband is.

16.  Kolom 2, alinea 4: "Frans, Spaans en Italiaans": noem nog drie talen die van het Latijn afstammen. Waar worden ze gesproken? Hoe noemen we deze groep talen?

Hint: raadpleeg de handige hulpjes.

17.  Kolom 3, alinea 1: "Volgens de onderzoeker is het de kunst deze patronen te ontdekken en ze vervolgens te gebruiken om bestaande taal 'om te keren' ".

Deze kunst combineert dus twee aspecten. Zijn deze nieuw? (allebei? geen van beide? – vergelijk ook § 2 van "Taal in wording")

18. Kolom 3, alinea 2: hoe past het Engelse voorbeeld hit bij de genoemde voorbeelden?

19.  Kolom 3, alinea 2: "stamt het Portugees daarom vermoedelijk niet van dezelfde moedertaal af".

Ga na in hoeverre dit klopt, en/of hoe het bedoeld is.

20.  Kolom 3, alinea 3: "voorspelbaar patroon".

(a) Wat is de technische term hiervoor?

Hint: zie § 1.2 van "Uit de geschiedenis van de fonologie" van Marc van Oostendorp van het LUCL.

Terzijde, over evolutie gesproken: Van Oostendorp werd in de Mare van deze week als volgt geciteerd

 

(b) Zijn dit soort patronen ook in de traditionele Chinese wetenschap opgemerkt?

Hint: zie de levensbeschrijving van Chén Dì uit Wikipedia.

21.  Kolom 4, alinea 1: "85 procent van de woorden die wij vonden, weken maximaal één karakter af".

(a) Hoe is zo'n "karakter" op te vatten in puur taalkundige zin? Zie ook de begrippen uit Figuur 1 van "Taal in wording".

(b) Bedenk in hoeverre de methode die hier wordt beschreven (althans: zoals de methode in het Volkskrant-artikel wordt beschreven) het gevaar loopt van een cirkelredenering.



week 5 (6 mrt 13)


Teksten
Opdrachten

Lever opdracht 13 schriftelijk in bij aanvang van het college van 6 maart.

Gebruik hiervoor de online versie van de zinnen 1 tot en met 10.

Voor al het in te leveren werk geldt:

  • niet digitaal aanleveren maar geprint op papier
  • dubbele regelafstand gebruiken (behalve aan het eind van deze cursus voor de definitieve versie van het werkstuk)
  • verzorg je tekst; denk aan zaken zoals naam, datum en collegekaartnummer
  • lever in bij aanvang van het college, of leg het werk voor die tijd in mijn postvak.
  • ingeleverd werk krijg je retour voorzien van mijn aantekeningen
  • de Colorado Style Guide kan helpen bij het lezen van mijn opmerkingen
  • je kunt altijd een afspraak maken om e.e.a. na te bespreken

22.  Overgebleven van vorige keer: de opdrachten 20 en 21.

23.  Lees de bijdrage van Bauer. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de teksten en neem deze mee naar het college.

24.  In de eerste alinea van p. 77 worden vier onderdelen van de taalkunde genoemd in termen van rules. Geef gangbare Nederlandse namen voor elk van deze onderdelen.

25.  "If Spelitzian had none of these, then when two speakers of this 'language' were talking, the listener would not know what the speaker intended." Aan de andere kant: echte talen "allow the precise communication of complex messages" (p. 79). Hoe precise is die precise communication precies?

26.  Onderscheidt het Nederlands dezelfde soorten 'wij' als het Maori? En hoe zit het met het Mandarijn?

27.  "If you hear the Spelitzian sentence for 'Give me some water,' you can be pretty sure you can use the same pattern for 'Give me some food.' " (p. 83). Ben je het hiermee eens?

28.  Over dezelfde passage: wat voor soort patterns zijn hier bedoeld?

29.  Lees de Schrijfwijzer en breng eventuele vragen hierover mee naar de klas.

30.  Uitsmijter - Bekijk het Youtube-fragment over The Longest Words in the English Language (een kopie in FLV-formaat staat hier).

(a) Hoe wordt hier de lengte van woorden gemeten?

(b) Op welke taalkundige manier(en) kan lengte gemeten worden?

31.  Vooraankondiging: op 13 maart (week 6) verwacht ik een eerste aanzetje tot het werkstuk.

Kom gerust langs om plannen en ideeën te bespreken, maar wacht daarmee niet tot het laatste moment. Een afspraak maken via de mail werkt meestal het handigst.

De opdracht voor week 6 zal er als volgt uitzien:

  • lever deze keer maximaal één geprint A4-tje in; minder mag dus ook
  • je mag deze eerste keer desgewenst meerdere onderwerpen voorstellen om later uit te kiezen
  • schrijf geen opzet van je plannen, maar maak direct een stukje lopende tekst dat je later ook kunt gebruiken
  • raadpleeg als FAQ de Schrijfwijzer


week 6 (13 mrt 13)


Intro

Deze week lezen we opnieuw een hoofdstuk uit Language Myths van Bauer & Trudgill.

Dat dubbele ontkenningen onlogisch zijn is eigenlijk geen mythe. Het is eerder een waarheid als een koe, die ook laat zien hoe goed onze taal gedijt bij het overtreden van de regels van de logica. Zo kun mensen dankzij hun taal tegelijkertijd naakt en niet naakt zijn.

Tekst

Jenny Cheshire, "Double negatives are illogical". Bauer & Trudgill 1998. Laurie Bauer en Peter Trudgill, red., Language myths. London: Penguin Books, 1998, pp. 113-122.

Opdrachten

Lever opdracht 32 schriftelijk in bij aanvang van het college van 6 maart.

Gebruik voor het printen dubbele regelafstand.

Zie de omschrijving in week 5 voor de verdere vereisten aan het in te leveren werk.


32.  Maak een eerste aanzetje tot het werkstuk.

Houdt dit begin thematisch beperkt; uitbreiden kan altijd nog!

En zoals eerder gezegd: kom gerust langs om plannen en ideeën te bespreken, maar wacht daarmee niet tot het laatste moment. Een afspraak maken via de mail werkt meestal het handigst.

  • lever deze keer maximaal één geprint A4-tje in; minder mag dus ook
  • je mag deze eerste keer desgewenst meerdere onderwerpen voorstellen om later uit te kiezen
  • schrijf geen opzet van je plannen, maar maak direct een stukje lopende tekst dat je later ook kunt gebruiken
  • raadpleeg als FAQ de Schrijfwijzer

33.  Lees de bijdrage van Cheshire. Neem ook hierover je aantekeningen mee naar het college.

34.  Vertaal het gedicht op p. 113 in het Nederlands.

35.  Van wanneer dateert het laatste citaat op p. 113 ongeveer?

36.  Op pp. 114 begint een korte uiteenzetting over de toepasbaarheid van de formele logica op de betekenissen van taal. Cheshire's conclusie is duidelijk:"it is very rarely appropriate to think in terms of logic when looking at language use" (p. 115).

a. Leg uit op welke manier de hierboven al even genoemde TNT!men een voorbeeld vormen van deze taal-semantische onlogica.

b. Lees mee hoe het Genootschap Onze Taal voor de Nederlandse uitdrukking op een haar (na) "de vreemde situatie" beschrijft dat "twee woordgroepen die het tegenovergestelde betekenen, inmiddels als synoniemen worden gebruikt". Wees er op voorbereid om ook de onlogica van dit geval op college in je eigen woorden na te vertellen.

c. Noem nu zelf een voorbeeld, in een taal naar keuze.

37.  In "Double negatives are illogical" komen verschillende talen aan bod. Kunt je die gegevens aanvullen met voorbeelden uit het Mandarijn?

38.  Uitsmijter 1 - Geef van de betekenis van de verordening op de foto minstens drie interpretaties in een taalkundige transcriptie.

Klik op het bord om de tekst te vergroten

Voorschoten

Provinciale weg N447

3 maart 2013

39.  Uitsmijter 2 - Bij de productie van Rob Marshalls film Memoirs of a geisha (2005) werd intensief samengewerkt tussen Amerikaanse, Japanse en Chinese acteurs die Engels, Japans, Mandarijn en Kantonees spraken.

In een "Geisha Bootcamp Featurette" bij de film geeft de Supervising Dialect Coach enkele indrukken over de manier waarop taalproblemen in dit project werden aangepakt.

a.  Schrijf op welke specifieke en welke algemene beweringen er over taal worden gedaan in dit fragment (8':06" - 9':18" van de Featurette).

b.  Voorzie elk van deze beweringen van je eigen commentaar.



BLOK 4

week 1 (27 mrt 13)


Aanbevolen:

Lunchlezing voorafgaand aan ons college

Tijd: 27 maart 2013, 12u15-13u00

Plaats: Lipsius/002

 


Tekst

Karel van het Reve, "Linzensoep I". In: Achteraf. Amsterdam: G.A. van Oorschot, 1999, pp. 129-131. Eerder verschenen in Het Parool, 2 juni 1990. – met dank aan Maghiel van Crevel

Opdrachten

Klassikale bespreking van de werkstukplannen

40.  Lees je eigen voorstel (opdracht 32) goed na. Op college kan je gevraagd worden een en ander toe te lichten.

41.  Neem op 27 maart alles mee naar de klas wat je sindsdien aan relevant materiaal gevonden of bedacht hebt.

42.  Formuleer (schriftelijk!) een bondige onderzoeksvraag voor je werkstuk.

Als je meerdere onderwerpen hebt voorgesteld waaruit je nog niet hebt kunnen kiezen, schrijf dan voor elk van deze onderwerpen een onderzoeksvraag op.

43.  Voor wie dit nog niet gedaan heeft: schrijf een of meerdere concrete voorbeelden op van taalgebruik voor het verschijnsel dat je wilt onderzoeken. Voor je lezer geldt immers: nur das Beispiel führt zum Licht, vieles Reden tut es nicht...

Ga ook na:

44.  Voor wie dit nog niet gedaan heeft: ga na welke bronnen je voor het werkstuk wilt gebruiken.

Bij de Linzensoep

45.  Lees de tekst.

46.  Wat is een démarche? (p. 129).

47.  Ben je het eens met de parafrases van Die démarche heb ik geen spijt van. en van Die juffrouw Teunisz moet ook niet veel aan wezen.?

Zo ja: geef een overeenkomst en een verschil aan tussen de oorspronkelijke zin en de parafrase.

En zo nee: geef aan waarom niet.

48.  Op p. 130 geeft Van het Reve aan dat hij nog nooit een grammatica van het gesproken Nederlands heeft gezien. Jij wel?

Zo ja: geef bibliografische gegevens en ga na hoe dit werk is ontstaan.

En zo nee: geef aan waarom de Nederlandse taalkunde wel, of niet, gebaat is bij zo'n grammatica.

49.  Op dezelfde pagina heeft Van het Reve het over "een paar duizend bladzijden gesproken Nederlands". Ken je de technische naam voor zo'n verzameling? Bestaat zoiets tegenwoordig al voor het Nederlands? En voor het Mandarijn?

50.  "Thuis typt hij dat uit. Dat is erg moeilijk, maar het kan." (p. 131). Waarom is dat moeilijk?

51.  Geef een eigen voorbeeld van de "vele andere constructies, waar tot nu toe niemand op gelet heeft" (p. 131).

52.  Speelt de problematiek die Van het Reve in dit stukje aankaart ook voor het Mandarijn? En voor het Kantonees?



week 2 (3 apr 13)


Intro

Er worden allerlei vormen van Chinees in Nederland gesproken. Grote groepen Chinezen spreken een van de Yuè 粵-dialecten, zoals het Kantonees; of één van Wú 吳-dialecten, zoals het Wenzhounees.

Deze week lezen we over een kleine groep Chinezen, de Hakka's, die in Nederland vrijwel allemaal uit Suriname afkomstig zijn. Het artikel van Tjon Sie Fat komt uit een bundel artikelen waarin de enorme verscheidenheid aan talen in Suriname tot in alle uithoeken wordt belicht.

illustratie uit Tjon Sie Fat 2002, p. 244: "Chinese man with Creole woman" (detail) 

  

Materiaal
Opdrachten

53.  Vooraankondiging: op 10 april (week 3) houden alle deelnemers een korte mondelinge presentatie over het onderwerp van het werkstuk.

Alle deelnemers hebben ondertussen commentaar gekregen op hun werkstuk-plannen. En wie uiterlijk donderdag 4 april om 9:00u nog iets inlevert, kan dit op dezelfde dag nagekeken terugkrijgen (let op: alles via mijn postvak, eerste verdieping).

En zoals eerder gezegd: kom gerust langs om plannen en ideeën te bespreken, maar wacht daarmee niet tot het laatste moment. Een afspraak maken via de mail werkt meestal het handigst.

De opdracht voor week 3 zal er als volgt uitzien:

 

Op woensdag 10 april geeft iedereen een korte presentatie (vijf minuten) over het onderwerp van het werkstuk. Deze presentatie wordt ook beoordeeld als deelopdracht ("referaat").

 

Aandachtspunten:

  • geef in de presentatie minimaal een onderzoeksvraag en een werkwijze (methodologie)
  • houd er rekening mee dat per presentatie maximaal vijf minuten beschikbaar zijn; oefen en klok dit van tevoren!
  • je moet een geprinte handout aan elk van de deelnemers uitreiken: breng twaalf stuks mee
  • powerpoints mogen wel, maar alleen na tijdig overleg; gezien de beperkte tijd is het schoolbord handiger
  • presenteer in de handout in ieder geval twee voorbeelden, met bronvermelding; en liefst geglost, d.w.z. in drie-regelige vorm
  • ga steeds uit van niet-sinologisch maar wel verstandig publiek; een student kunstgeschiedenis moet je verhaal kunnen volgen.

54.  Herhaling van de vorige keer: opdracht 51.

55. Taalkunde bedrijven is ook: constant de oren open houden. Ga na welke gesproken uitdrukking (dus geen schriftelijke bronnen!) je deze week in het Nederlands tegenkomt die je nog niet kende. Noteer van elk voorbeeld dat je hoort:

a. de vorm (let op de transcriptie);

b. de betekenis (let op de transcriptie); en

c. de spreker; plaats en datum; en de context waarin je de uitdrukking hoorde.

56.  Lees de nieuwe teksten en neem je aantekeningen hierover mee naar de klas.

57.  Kun je iets vinden over de achtergrond van beide auteurs?

58. Wat betekent tjauw min?

59. Doe een vergelijkende uitspraak over de Chinese talen die vroeger en tegenwoordig in Suriname werden en worden gesproken.

60. Ga na

61. Welke Chinese talen behalve de bovengenoemde worden er nog meer door Chinezen in Nederland gesproken?

62. Uit welke plek(ken) in China komen de meeste Chinezen in Leiden?

63. In de eerste paragraaf legt de auteur uit hoe hij de termen "Hakka" en "Kejia" onderscheidt. Wat hebben deze woorden met elkaar te maken? Wat is de letterlijke betekenis van deze termen? Waarom heten deze mensen en deze taal zo?

64. "Sranan" (p. 234): herken je iets in dit woord? Waar komt deze taal vandaan? Op p. 236 wordt deze taal een "lingua franca" genoemd: wat is dat?

65. Wat wordt op p. 234 bedoeld met chain migration?

66. Op p. 235 wordt verteld dat "Kejia syntax and lexicon are rarely apparent in these letters". Hoe zou dat komen?

67. Wat is op p. 237 intra-ethnic communication? En wat zijn op p. 245 intrasentential switches?

68. Kun je de titel van de afgebeelde krant vertalen?

69. Op p. 239 wordt de Language atlas of China genoemd. Is daarvan een exemplaar aanwezig in Leiden?

70. Beschrijf in je eigen woorden zo nauwkeurig mogelijk het verschil tussen [w] en [v] op p. 240. Hoeveel verschillende (dus: fonologisch contrasterende) lipklanken zijn er in het Nederlands? En in het Mandarijn? En wat wordt er bedoeld met "[ñ]" op dezelfde pagina?

71. "In Kejia the Middle Chinese yinshang and yangshang categories have merged, as well as the yinqu and yangqu categories" (p. 240). Waar is datzelfde ook gebeurd? Wat is nu eigenlijk het verschil in uitspraak tussen de -toon en de yángrù-toon?

72. Lees over de splitsing tussen yin- en yang-registers de bespreking in Grammatica van het Mandarijn, pp. 16-17 goed na. Volgt de voor het Hakka gegeven nummering het "missie-systeem" of de academische notatie?

73. Wat wordt er op p. 241 bedoeld met "the inchoative meaning of Surinamese Dutch gaan 'go' "? Ken je hier voorbeelden van?

74. Hoeveel leenwoorden staan er in voorbeeld (12) op p. 247?

75. Uitsmijter: Wat als de dikke Van Dale... (ook als mp4 te downloaden).

a. Wat is een kanunnik?

b. Verklaar de titel van het filmpje tegen de achtergrond van het thema van deze cursus: taalvariatie.

c. We bespraken eerder het gebruik van persoonlijke voornaamwoorden in het Mandarijn (inclusief, exclusief...). Luister nu naar variatie binnen je eigen taal: noem een in Noord-Nederland onbekend persoonlijk voornaamwoord dat in dit fragment te horen is (meerdere mag ook!).

d. Geef vijf plaatsen aan waar de ondertiteling afwijkt van wat er gezegd wordt.



week 3 (10 apr 13)


geen college




week 4 (17 apr 13)


Opdrachten

 76.

Vandaag geeft iedereen een korte presentatie (vijf minuten) over het onderwerp van het werkstuk. Deze presentatie wordt ook beoordeeld als deelopdracht ("referaat").

 

Aandachtspunten:

  • geef in de presentatie minimaal een onderzoeksvraag en een werkwijze (methodologie)
  • houd er rekening mee dat per presentatie maximaal vijf minuten beschikbaar zijn; oefen en klok dit van tevoren!
  • je moet een geprinte handout aan elk van de deelnemers uitreiken: breng elf stuks mee
  • powerpoints mogen wel, maar alleen na tijdig overleg; gezien de beperkte tijd is het schoolbord handiger
  • presenteer in de handout in ieder geval twee voorbeelden, met bronvermelding; en liefst geglost, d.w.z. in drie-regelige vorm
  • ga steeds uit van niet-sinologisch maar wel verstandig publiek; een student kunstgeschiedenis moet je verhaal kunnen volgen.

77.  De presentaties worden op college ook kort klassikaal besproken. Maak hiervan aantekeningen en verwerk die in je volgende versie van je tekst. Als je na het college nog vragen hebt over de beoordeling, kun je even een afspraak maken voor meer tips & aanwijzingen.



week 5 (24 apr 13)


Teksten
 
  • "Green ideas" (= hoofdstuk 11) uit Marina Yaguello, Language through the looking glass: Exploring Language and linguistics, Oxford: Oxford University Press, 1998, pp. 113-129.

in de herhaling:

  • Schrijfwijzer (ook vooraan in de syllabus)
  • Garrie van Pinxteren, "Tjauw min in Paramaribo", NRC Handelsblad, 7 mei 2005, p. 4 (in de syllabus, maar ook hier).
  • Paul Brendan Tjon Sie Fat, "Kejia". Eithne B. Carlin en Jacques Arends, red., Atlas of the Languages of Suriname. Leiden: KITLV Press, 2002, pp. 232-248 (zie syllabus).
  • Jeroen Wiedenhof, Grammatica van het Mandarijn, Amsterdam: Bulaaq, 2006, pp. 16-17 (ook op plank handboeken in Oost-Azië Bibliotheek,eerste verdieping Arsenaal).

 

Tip

Over de nieuwe tekst "Green Ideas" krijg je geen aparte vragen en opdrachten, zodat je meer tijd hebt om dit hoofdstuk te bestuderen.

De tekst is kort, maar niet altijd even gemakkelijk om te lezen. Neem deze tijd er dus voor!


Opdrachten

78.  We maken eerst de teksten over het Hakka af. Neem die teksten en je werk hierover dus mee naar college!

79.  Lees het hoofdstuk en neem je aantekeningen hierover mee naar de klas.

80.  Verklaar de titel van het boek:

81.  Bij de bespreking van de werkstukplannen (zowel klassikaal als individueel) bleek dat niet iedereen de korte Schrijfwijzer had gelezen.

82. 

Iedereen heeft al eerder individueel commentaar gekregen over zijn/haar aanzetje tot het werkstuk.  

  • Werk met regelmaat verder aan de tekst. Kom langs of maak een afspraak als je hierover advies nodig hebt.
  • Je kunt voorlopige teksten doorlopend in mijn postvak kwijt (maar leg nieuw werk niet in de retour-map!)

83.  Uitsmijters: Geef oplossingen voor het Amoy-raadsel en voor het barbecuesaus-raadsel.



week 6 (1 mei 13)


Tekst

Berthold van Maris, "'In' en 'met' als grammaticaal skelet: Pieter Muysken over inhoudswoorden en functiewoorden." NRC Handelsblad, 3 november 2007, bijlage Wetenschap & onderwijs, p. 43.

Opdrachten

84. 

Laatste deelopdracht: lever op 1 mei een nieuwe tekstversie in met enkele pagina's over je onderwerp. Lever de tekst uitgeprint aan in aan het begin van het college, of leg het werk voor die tijd in mijn postvak.

Gebruik voor het printen dubbele regelafstand.

Zie de omschrijving in blok 3, week 5 voor de verdere vereisten aan het in te leveren werk.

85.  Restant van de vorige keer: opdracht 83.

86.  In het artikel van Van Maris staan in het kader "Versprekingen" twee voorbeelden. Noteer deze week zelf minimaal twee zinnen waarin een verspreking voorkomt van een moedertaalspreker in een taal naar keuze.

87.  Dit artikel was geschreven naar aanleiding van een nieuw boek van de geïnterviewde. Ga na wat je kunt vinden over diens achtergrond: opleiding, publicaties, aanstellingen, belangstellingen?

88.  In r. 21 lezen we: "Dit onderscheid tussen inhoudswoorden enerzijds en functiewoorden en functionele elementen anderzijds komt in allerlei taalverschijnselen voor.". Hoeveel inhoudswoorden, functiewoorden en functionele elementen komen er in die zin voor?

89.  Vertel in je eigen woorden wat er in de rr. 51-53 wordt bedoeld met het onderscheid tussen "concrete betekenissen" en "abstracte betekenissen". Vergelijk hierbij ook r. 111 en rr. 243-250.

90.  Is "het onderscheid tussen inhouds- en functiewoorden" (rr. 63-64) een westerse traditie, of vinden we dit onderscheid ook in Chinese taalkundige analyses?

91.  Kunnen we over het nuttig effect van ontleningen (rr. 92-93) concluderen dat dit ontbreekt voor de Engelse leenwoorden cool, shit en yes! in het Nederlands (r. 101)? Leg uit waarom wel/niet.

92.  Bedenk zelf (dus: niet uit dit artikel of uit handboeken) voor elk van de elementen in de ontleningshiërarchie van rr. 106-110

93.  In de regels 120-127 wordt een patroon beschreven van de vermenging van twee talen. Probeer deze week een tweetalig persoon (desnoods jezelf, als je tweetalig bent) te betrappen op dit patroon. Schrijf de gevonden zin(nen) uit in drie regels op de inmiddels bekende manier: vorm, glossen en betekenis. Op het college kan je gevraagd worden zinnen op het bord te demonstreren.

94.  "De functiewoorden zijn grotendeels opnieuw geconstrueerd" (r. 149); wat wordt hiermee bedoeld?

95.  In rr. 174-177 worden voorzetsels voorgesteld als een "tussencategorie" tussen inhouds- en functiewoorden.

96.  Volgens rr. 185-187 zijn "functiewoorden meestal korter dan inhoudswoorden".

97.  In rr. 198-200 staat "dat het werkwoord de spil is waaromheen de zin wordt opgebouwd." Geef commentaar:

98.  In dit artikel ligt de nadruk op woorden: het gaat over inhoudswoorden tegenover functiewoorden. Zijn er ook onderdelen van de taal die dezelfde functie hebben als functiewoorden, maar geen woorden zijn? En geldt daarvoor ook dat kinderen deze onderdelen leren nadat ze inhoudswoorden hebben geleerd (rr. 201-205)? Of behoren deze onderdelen tot de uitzonderingen (rr. 205-210)?
| Hint bij het beantwoorden van deze vraag: probeer te bedenken wat kinderpsycholoog Roger Brown met "dimensies" bedoelt (rr. 210-219).

99.  In rr. 254-266 worden de klankeigenschappen van functiewoorden in het Nederlands en in het Quechua besproken.

100.  Van het Nederlandse woord ster worden in rr. 280-289 twee "dimensies" met elkaar vergeleken: de grammaticale eigenschappen en de betekenis. In rr. 324-334 is geïllustreerd dat deze dimensies in principe autonoom zijn. Kun jedie autonomie ook bevestigen aan de hand van dit voorbeeld ster?

101.  Wat betekent de bewering dat woorden zoals ja, hallo en auw "geen grammatica" hebben (rr. 299-300)?

102.  Vergelijk de twee laatste alinea's van het artikel. Zijn deze met elkaar in overeenstemming, of spreken ze elkaar juist tegen?



week 7 (8 mei 13)


Vragen en opdrachten

103.  Vandaag kun je je werkstuk inleveren, maar dit is niet verplicht.

Zie voor deadlines en voorwaarden verder de syllabus en de studiegids.


104.  Je aanwezigheid bij de sessie van vandaag wordt door de faculteit extra op prijs gesteld, vanwege de onderwijsevaluatie van de cursus.

Deelnemers kunnen op een evaluatieformulier anoniem hun oordeel geven over het onderwijs. De ingevulde formulieren worden door het secretariaat van de opleiding bewaard in een verzegelde envelop. Docenten hebben geen recht op inzage voordat het eindcijfer is vastgesteld.

Excursie

105.  In dit laatste college maken wij een excursie langs taalkundige hotspots in onze faculteit. Je hoeft daarvoor niets voor te bereiden.



week 8 (15 mei 13)


Herkansingsmogelijkheid opdrachten

106. 

Op 15 mei is er geen college. Maar wie op deze dag voor 13u00 nog een nieuwe versie van het werkstuk in mijn postvak legt, kan daarmee het gemiddelde van de opdrachten ophalen.

Deze opdracht is facultatief: je mag eraan meedoen, maar het hoeft niet. Details over je eigen cijfers en over deze compensatie-mogelijkheid krijg je via email.

Let op:

  • verwerk mijn eerdere schriftelijke en mondelingen opmerkingen over je tekst zorgvuldig in de nieuwe versie;
  • aanwijzingen hoef je niet letterlijk op te volgen, maar geef wel argumenten als je het anders doet;
  • gebruik voor het printen dubbele regelafstand.

Zie de omschrijving in blok 3, week 5 voor de verdere vereisten aan het in te leveren werk.




handige hulpjes

 software  schrijfwijzer  talen van de wereld
 terminologie  Colorado Style Guide  taalkundige transcriptie
     e-ANS

laatste wijziging 10 mei 2013

home