tweedejaars cursus 2009-2010

CHINESE TAALKUNDE / Taalvariatie

Jeroen Wiedenhof

 
"If every single living thing is different from every other living thing, then diversity becomes life's one irreducible fact. Only variations are real. And to see them, you simply have to open your eyes."
Liam Neeson als Alfred Kinsey in Bill Condons film Kinsey (2004), 12':29" - 12':42" 

algemene informatie


tijd en plaats

tweede semester
woensdagen van 11:15u tot 13:00u
in VRIESH4/008A


handige hulpjes

 software  schrijfwijzer  talen van de wereld
 terminologie  Colorado Style Guide  taalkundige transcriptie
     e-ANS


inhoud, teksten en opdrachten

REFRESH/UPDATE/VERNIEUW MET DE F5-KNOP! 

week 1 | week 2 | week 3 | week 4 | week 5 | week 6 | week 7 | week 9 | week 10 | week 12 | week 13| week 14 | week 15 |


week 1 (3 feb)

Onderwerpen van dit college

De reader bij dit college, Chinese en algemene taalwetenschap, is momenteel nog niet beschikbaar. We zullen pas vanaf de tweede week met teksten uit deze reader aan de slag gaan.

Vriendelijk verzoek om nog even niet aan de balie van readerverkoop (Studiepunt) te vragen naar deze reader. Het is daar op dit moment erg druk, en de bundel is eenvoudig nog niet klaar. Meer informatie hierover volgt hopelijk op dit eerste college.


week 2 (10 feb)

Tekst

Uit de reader: Yuen Ren Chao, "Ambiguity in Chinese". Uit Anwar S. Dil, Aspects of Chinese sociolinguistics: Essays by Yuen Ren Chao, Stanford: Stanford University Press, 1976, pp. 293-308. Oorspronkelijk verschenen in Søren Egerod en Else Glahn, red., Studia serica Bernhard Karlgren dedicata, København: Ejnar Munksgaard, 1959, pp. 1-13.

Opdrachten

schriftelijk voorbereiden! raadpleeg onze huisregels

1.  Lees de tekst. Noteer in de kantlijn waar u vragen of problemen in de tekst tegenkomt; wij zullen die in het college behandelen. Neem eventuele aantekeningen mee naar de klas.

2.  Het woord grammatica wordt op verschillende manieren gebruikt. Taalkundigen duiden met deze term vaak een zo volledig mogelijke taalbeschrijving aan. In welke deelonderwerpen valt zo'n grammatica uiteen?

3.  Verzamel of bedenk zelf gevallen van (a) synonymie; (b) homonymie; (c) polysemie. Schrijf steeds apart de vorm en de betekenis op: let daarbij op de transcriptie. Zoek twee gevallen per taal voor het Nederlands, voor het Mandarijn en een derde taal naar keuze.

Als u de gevallen niet bedenkt maar verzamelt: schrijf de hele zin zo precies mogelijk op; schrijf datum, plaats en context erbij.

4. Zoek via internet (bibliotheekcatalogi, zoekmachines) antwoord op de volgende vragen:

5. Hoe heet het transcriptiesysteem dat Chao in dit artikel gebruikt? Waarom gebruikt hij niet gewoon Pinyin?

6. Zijn de volgende paren van uitdrukkingen voorbeelden van

a. een 'Z-relatie', dat wil zeggen wat Chao een skewed relationship noemt?

b. homonymie?

c. polysemie?

d. of: geen van deze drie gevallen?

7.  Uitsmijter - Bekijk de situatie op de foto en lees de tekst op het gele bord (klik voor een vergroting). Formuleer op grond hiervan een taalkundige bewering.

  Haarlemmerweg, Leiden

  3 februari 2009


week 3 (17 feb)

Tekst

Zie week 1.

Opdrachten

schriftelijk voorbereiden!

8.  Overgebleven van vorige week: de opdrachten 2 (hergeformuleerd), 6 en 7.

9.  We hebben het al even gehad over het belang van een consequente transcriptie voor teksten over taal.

Op college zal u gevraagd worden deze zinnen op het bord voor te doen.

10.  Uitsmijter - Bekijk het Youtube-fragment over The Longest Words in the English Language (een kopie in FLV-formaat staat hier).

(a) Hoe wordt hier de lengte van woorden gemeten?

(b) Op welke taalkundige manier(en) kan lengte gemeten worden?


week 4 (24 feb)

Tekst

Winnifried Bauer, "Some languages have no grammar". In: Laurie Bauer en Peter Trudgill (red.), Language myths. London: Penguin, 1998, pp. 77-84.

Opdrachten

11.  Overgebleven van vorige week: de opdrachten 9 en 10.

12.  Vernieuwd sinds vorige week: de pagina over taalkundige terminologie. Zie onder de handige hulpjes.

13. Taalkunde bedrijven is ook: constant de oren open houden. Ga na welke gesproken uitdrukking (dus geen schriftelijke bronnen!) u deze week in het Nederlands tegenkomt die u nog niet kende. Noteer daarvan:

a. de vorm (let op de transcriptie);

b. de betekenis (let op de transcriptie); en

c. de context waarin u de uitdrukking hoorde.

Deadline uitgesteld: zie opdracht 35 voor details.

Lever opdracht 13 schriftelijk in bij aanvang van het college van 24 februari.

Deze en alle volgende schriftelijke opdrachten dienen uitgeprint op papier (A4-formaat) te worden ingeleverd. Let op de tekstverzorging; vermeld altijd naam, collegekaart en de datum.

14.  Lees de bijdrage van Bauer. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de teksten en neem deze mee naar het college.

15.  In de eerste alinea van p. 77 worden vier onderdelen van de taalkunde genoemd in termen van rules. Geef gangbare Nederlandse namen voor elk van deze onderdelen.

16.  "If Spelitzian had none of these, then when two speakers of this 'language' were talking, the listener would not know what the speaker intended." Aan de andere kant: echte talen "allow the precise communication of complex messages" (p. 79). Hoe precise is die precise communication precies?

17.  Onderscheidt het Nederlands dezelfde soorten 'wij' als het Maori? En hoe zit het met het Mandarijn?

18.  "If you hear the Spelitzian sentence for 'Give me some water,' you can be pretty sure you can use the same pattern for 'Give me some food.' " (p. 83). Bent u het hiermee eens?

19.  Over dezelfde passage: wat voor soort patterns zijn hier bedoeld?


week 5 (3 mrt)

Intro

Deze week lezen we opnieuw een hoofdstuk uit Language Myths van Bauer & Trudgill.

Dat dubbele ontkenningen onlogisch zijn is eigenlijk geen mythe. Het is eerder een waarheid als een koe, die ook laat zien hoe goed onze taal gedijt bij het overtreden van de regels van de logica. Zo kun mensen dankzij hun taal tegelijkertijd naakt en niet naakt zijn.

Teksten
Opdrachten

20.  Vooraankondiging: binnenkort verwacht ik van u een eerste aanzetje tot het werkstuk. Denk dus alvast na over een geschikt onderwerp; het belangrijkste is dat het iets is dat u boeit. Kom gerust langs om plannen en ideeën te bespreken, maar wacht daarmee niet tot het laatste moment. Een afspraak maken per email werkt meestal het handigst.

21.  Lees de bijdrage van Cheshire. Neem ook hierover uw aantekeningen mee naar het college.

22.  Vertaal het gedicht op p. 113 in het Nederlands.

23.  Van wanneer dateert het laatste citaat op p. 113 ongeveer?

24.  Op pp. 114 begint een korte uiteenzetting over de toepasbaarheid van de formele logica op de betekenissen van taal. Cheshire's conclusie is duidelijk:"it is very rarely appropriate to think in terms of logic when looking at language use" (p. 115).

a. Leg uit op welke manier de hierboven al even genoemde TNT!men een voorbeeld vormen van deze taal-semantische onlogica.

b. Lees mee hoe het Genootschap Onze Taal voor de Nederlandse uitdrukking op een haar (na) "de vreemde situatie" beschrijft dat "twee woordgroepen die het tegenovergestelde betekenen, inmiddels als synoniemen worden gebruikt". Wees er op voorbereid om ook de onlogica van dit geval op college in uw eigen woorden na te vertellen.

c. Noem nu zelf een voorbeeld, in een taal naar keuze.

25.  In "Double negatives are illogical" komen verschillende talen aan bod. Kunt u die gegevens aanvullen met voorbeelden uit het Mandarijn?

26.  Uitsmijter - Bij de productie van Rob Marshalls film Memoirs of a geisha (2005) werd intensief samengewerkt tussen Amerikaanse, Japanse en Chinese acteurs die Engels, Japans, Mandarijn en Kantonees spraken.

In een "Geisha Bootcamp Featurette" bij de film geeft de Supervising Dialect Coach enkele indrukken over de manier waarop taalproblemen in dit project werden aangepakt.

a.  Schrijf op welke specifieke en welke algemene beweringen er over taal worden gedaan in dit fragment (8':06" - 9':18" van de Featurette).

b.  Voorzie elk van deze beweringen van uw eigen commentaar.


week 6 (10 mrt)

Tekst

"Introduction" en "Phonology: The Cantonese sound system" uit: Stephen Matthews & Virginia Yip, Cantonese, A comprehensive grammar. London: Routledge, 1994, pp. 1-30.

Opdrachten

Lever opdracht 27 schriftelijk in bij aanvang van het college van 9 maart.

27.  Vandaag verwacht ik eerste aanzetje tot het werkstuk.

Houdt dit begin thematisch beperkt; uitbreiden kan altijd nog! En zoals eerder gezegd: kom gerust langs om plannen en ideeën te bespreken, maar wacht daarmee niet tot het laatste moment. Een afspraak maken via de mail werkt meestal het handigst.

  • lever deze keer maximaal één geprint A4-tje in
  • U mag deze eerste keer desgewenst meerdere onderwerpen voorstellen om later uit te kiezen
  • schrijf geen opzet van uw plannen, maar maak direct een stukje lopende tekst dat u later kunt gebruiken of verwerken
  • verzorg uw tekst; denk bijvoorbeeld aan zaken als naam, datum en collegekaartnummer
  • raadpleeg bij twijfel de richtlijnen voor het schrijven van een taalkundige scriptie
  • lever alles in op papier; niet-definitieve versie(s) altijd op dubbele regelafstand
  • ingeleverd werk krijgt u retour voorzien van mijn aantekeningen; deze kunt u afhalen in een map "Taalvariatie" in mijn postvak
  • de Colorado Style Guide kan helpen bij het lezen van mijn opmerkingen
  • u kunt altijd een afspraak maken om e.e.a. na te bespreken
  • zie voor de uiteindelijke deadline voor het werkstuk de syllabus van dit college
  • lever binnen de collegeperiode minimaal twee voorlopige versies in
  • hoe meer voorlopige versies u inlevert, des te meer commentaar dat oplevert; tussendoor inleveren kan altijd via postvak Wiedenhof (maar leg uw werk niet in de retour-map!)
  • zoals besproken in de eerste bijeenkomst is er gezien de intensieve begeleiding voor dit werkstuk geen herkansing

28.  Overgebleven van vorige keer: opdracht 26.

29.  Wat was ook alweer de taakverdeling tussen de fonetiek en de fonologie? (Bedenk voorbeelden!)

30.  Lees de tekst en neem uw aantekeningen hierover mee naar de klas.

31.  Maak een diagram met op de horizontale as de tijd en op de vertikale as de toonhoogte. Teken daarin de tonen ("basic tones") van het Kantonees.

32.  Zijn "g" en "gw" fonemen? Zo nee, hoe zou u hun functie dan omschrijven?

33.  Zijn "basic tones" fonemen? Zo nee, hoe zou u hun functie dan omschrijven?

34.  Zijn de tonen die onder "tone change" worden behandeld fonemen? Zo nee, hoe zou u hun functie dan omschrijven?


week 7 (17 mrt)

Teksten
 
"Green ideas" (= hoofdstuk 11) uit Marina Yaguello, Language through the looking glass: Exploring Language and linguistics, Oxford: Oxford University Press, 1998, pp. 113-129.

 

Tip

Over de nieuwe tekst krijgt u geen aparte vragen en opdrachten, zodat u meer tijd heeft om dit hoofdstuk te bestuderen.

De tekst is kort, maar niet altijd even gemakkelijk om te lezen. Neem deze tijd er dus voor!

Opdrachten

35.  herhaling van opdracht 13 , in licht gewijzigde vorm:
Taalkunde bedrijven is ook: constant de oren open houden. Noteer minstens drie gesproken uitdrukkingen (dus geen schriftelijke bronnen!) die u in het Nederlands tegenkomt, maar die u nog niet kende.

Let op: "uitdrukkingen" is hier niet bedoeld in de zin van spreekwoorden. Losse woorden en stukjes zin zijn ook goed. De enige voorwaarde is dat ze alle drie nieuw voor u zijn.

Noteer hiervan:

a. de vorm (let op de transcriptie);

b. de betekenis (let op de transcriptie); en

c. de context waarin u de uitdrukking hoorde.

Lever opdracht 35 schriftelijk in bij aanvang van het college van 17 maart.

Ter herinnering: schriftelijke opdrachten dienen uitgeprint op papier (A4-formaat) te worden ingeleverd. Let op de tekstverzorging; vermeld altijd naam, collegekaart en de datum.

36.  Lees het hoofdstuk en neem uw aantekeningen hierover mee naar de klas.

37.  Verklaar de titel van het boek:

38.  Geef oplossingen voor het Amoy-raadsel en voor het taxi-raadsel.

39.  De opzetjes van uw werkstukken liggen op vrijdag 12 maart vanaf 14u in mijn postvak (retourmap "Taalvariatie").  

40.  Eerste klassikale bespreking op basis van de werkstukplannen. U hoeft hiervoor alleen uw tekst en mijn aantekeningen mee te nemen naar de klas.


week 9 (31 mrt)

Intro

Er worden allerlei vormen van Chinees in Nederland gesproken. Grote groepen Chinezen spreken een van de Yuè 粵-dialecten, zoals het Kantonees; of één van Wú 吳-dialecten, zoals het Wenzhounees. Deze week lezen we over een kleine groep Chinezen, de Hakka's, die in Nederland vrijwel allemaal uit Suriname afkomstig zijn. Het artikel van Tjon Sie Fat komt uit een bundel artikelen waarin de enorme verscheidenheid aan talen in Suriname tot in alle uithoeken wordt belicht.

illustratie uit Tjon Sie Fat 2002, p. 244: "Chinese man with Creole woman" (detail) 

  

Teksten

Tekst 1

Garrie van Pinxteren, "Tjauw min in Paramaribo", NRC Handelsblad, 7 mei 2005, p. 4 (in de syllabus, maar ook hier).

Tekst 2

Paul Brendan Tjon Sie Fat, "Kejia". Eithne B. Carlin en Jacques Arends, red., Atlas of the Languages of Suriname. Leiden: KITLV Press, 2002, pp. 232-248 (zie syllabus).

Tekst 3

Jeroen Wiedenhof, Grammatica van het Mandarijn, Amsterdam: Bulaaq, 2006, pp. 16-17.

Leeshulp

– Garrie van Pinxteren heeft jarenlang in China gewerkt als correspondent van NRC Handelsblad en als journalist voor verschillende nationale omroepen. In 2007 verscheen van haar hand bij Uitgeverij Balans het boek China: Centrum van de wereld.

– In de tekst van Tjon Sie Fat wordt de term Sinitic language van p. 237 uitvoerig toegelicht op p. 239.

– De twee pagina's uit Grammatica van het Mandarijn hebben betrekking op vraag 56.

Opdrachten

41.  Lees de teksten en neem uw aantekeningen hierover mee naar de klas.

42.  Kunt iets vinden over de achtergrond van beide auteurs?

43. Wat betekent tjauw min?

44. Doe een vergelijkende uitspraak over de Chinese talen die vroeger en tegenwoordig in Suriname werden en worden gesproken.

45. Ga na

46. Welke Chinese talen behalve de bovengenoemde worden er nog meer door Chinezen in Nederland gesproken?

47. Uit welke plek(ken) in China komen de meeste Chinezen in Leiden?

48. In de eerste paragraaf legt de auteur uit hoe hij de termen "Hakka" en "Kejia" onderscheidt. Wat hebben deze woorden met elkaar te maken? Wat is de letterlijke betekenis van deze termen? Waarom heten deze mensen en deze taal zo?

49. "Sranan" (p. 234): herkent u iets in dit woord? Waar komt deze taal vandaan? Op p. 236 wordt deze taal een "lingua franca" genoemd: wat is dat?

50. Wat wordt op p. 234 bedoeld met chain migration?

51. Op p. 235 wordt verteld dat "Kejia syntax and lexicon are rarely apparent in these letters". Hoe zou dat komen?

52. Wat is op p. 237 intra-ethnic communication? En wat zijn op p. 245 intrasentential switches?

53. Kunt u de titel van de afgebeelde krant vertalen?

54. Op p. 239 wordt de Language atlas of China genoemd. Is daarvan een exemplaar aanwezig in Leiden?

55. Beschrijf in uw eigen woorden zo nauwkeurig mogelijk het verschil tussen [w] en [v] op p. 240. Hoeveel verschillende (dus: fonologisch contrasterende) lipklanken zijn er in het Nederlands? En in het Mandarijn? En wat wordt er bedoeld met "[ñ]" op dezelfde pagina?

56. "In Kejia the Middle Chinese yinshang and yangshang categories have merged, as well as the yinqu and yangqu categories" (p. 240). Waar is datzelfde ook gebeurd? Wat is nu eigenlijk het verschil in uitspraak tussen de -toon en de yángrù-toon?

57. Over de splitsing tussen yin- en yang-registers hadden we het eerder al even kort bij de bespreking Kantonese toonsysteem. Lees daarover deze keer Grammatica van het Mandarijn, pp. 16-17 goed na. Volgt de voor het Hakka gegeven nummering het "missie-systeem" of de academische notatie?

58. Wat wordt er op p. 241 bedoeld met "the inchoative meaning of Surinamese Dutch gaan 'go' "? Kent u hier voorbeelden van?

59. Hoeveel leenwoorden staan er in voorbeeld (12) op p. 247?

week 10 (7 apr)


Teksten
Opdrachten
60. 

Alle deelnemers hebben ondertussen commentaar gekregen op hun werkstuk-plannen. En wie uiterlijk dinsdag 6 april om 9:00u nog iets inlevert, kan dit op dezelfde dag nagekeken terugkrijgen (let op: alles via mijn postvak, eerste verdieping).

 

Op woensdag 7 april wordt van u een korte presentatie verwacht over uw onderwerp. Deze presentatie wordt ook beoordeeld als deelopdracht ("referaat").

 

Aandachtspunten:

  • houd er rekening mee dat per presentatie maximaal zes minuten beschikbaar zijn; oefen en klok dit van tevoren!
  • in dat verband is het ook handig om handouts voor de deelnemers klaar te hebben: dat bespaart schrijfwerk op het bord (kopiëren mag op mijn kosten: kopieerkaart beschikbaar)
  • powerpoints mogen wel, maar alleen na overleg; waarschijnlijk is het krijtbord handiger
  • presenteer in ieder geval
    1. een onderzoeksvraag
    2. twee voorbeelden (met bronvermelding) en
    3. een werkwijze (methodologie)
  • ga uit van een verstandig maar niet-sinologisch publiek: uw collega-student geschiedenis moet het ook kunnen begrijpen!

61.  Hierboven is gekozen voor een "verstandig maar niet-sinologisch publiek" vanwege de maatschappelijke rol van de wetenschap. Die speelt niet alleen in de sinologie, maar ook in de taalkunde.

Hieronder staat een voorbeeld van popularisatie van de taalwetenschap: een blad van de Quest Scheurkalender 2010.

Lees deze tekst, en geef op minimaal twee punten eigen taalkundig commentaar. Dat mag zijn ter ondersteuning of ter weerlegging van de tekst, maar natuurlijk het liefst: van beide soorten één.

Ter vergelijking: zie opdracht 7 hierboven.

bron: Quest scheurkalender 2010, blad 29 maart. Diemen Zuid: G + J Uitgevers, 2009

Bij de Linzensoep:

62.  Lees de tekst.

63.  Wat is een démarche? (p. 129).

64.  Bent u het eens met de parafrases van Die démarche heb ik geen spijt van. en van Die juffrouw Teunisz moet ook niet veel aan wezen.?

Zo ja: geef een overeenkomst en een verschil aan tussen de oorspronkelijke zin en de parafrase.

En zo nee: geef aan waarom niet.

65.  Op p. 130 geeft Van het Reve aan dat hij nog nooit een grammatica van het gesproken Nederlands heeft gezien. U wel?

Zo ja: geef bibliografische gegevens en ga na hoe dit werk is ontstaan.

En zo nee: geef aan waarom de Nederlandse taalkunde wel, of niet, gebaat is bij zo'n grammatica.

66.  Op dezelfde pagina heeft Van het Reve het over "een paar duizend bladzijden gesproken Nederlands". Kent u de technische naam voor zo'n verzameling? Bestaat zoiets tegenwoordig al voor het Nederlands? En voor het Mandarijn?

67.  "Thuis typt hij dat uit. Dat is erg moeilijk, maar het kan." (p. 131). Waarom is dat moeilijk?

68.  Geef een eigen voorbeeld van de "vele andere constructies, waar tot nu toe niemand op gelet heeft" (p. 131).

69.  Speelt de problematiek die Van het Reve in dit stukje aankaart ook voor het Mandarijn? En (vergelijk tekst 2 van vorige week) voor het Hakka?


week 12 (21 apr)


Tekst

Berthold van Maris, "'In' en 'met' als grammaticaal skelet: Pieter Muysken over inhoudswoorden en functiewoorden." NRC Handelsblad, 3 november 2007, bijlage Wetenschap & onderwijs, p. 43.

Vragen en opdrachten

70.  In het artikel van Van Maris staan in het kader "Versprekingen" twee voorbeelden. Noteer deze week zelf minimaal twee zinnen waarin een verspreking voorkomt van een moedertaalspreker in een taal naar keuze.

71.  Dit artikel was geschreven naar aanleiding van een nieuw boek van de geïnterviewde. Ga na wat u kunt vinden over diens achtergrond: opleiding, publicaties, aanstellingen, belangstellingen?

72.  In r. 21 lezen we: "Dit onderscheid tussen inhoudswoorden enerzijds en functiewoorden en functionele elementen anderzijds komt in allerlei taalverschijnselen voor.". Hoeveel inhoudswoorden, functiewoorden en functionele elementen komen er in die zin volgens u voor?

73.  Vertel in uw eigen woorden wat er in de rr. 51-53 wordt bedoeld met het onderscheid tussen "concrete betekenissen" en "abstracte betekenissen". Vergelijk hierbij ook r. 111 en rr. 243-250.

74.  Is "het onderscheid tussen inhouds- en functiewoorden" (rr. 63-64) een westerse traditie, of vinden we dit onderscheid ook in Chinese taalkundige analyses?

75.  Kunnen we over het nuttig effect van ontleningen (rr. 92-93) concluderen dat dit ontbreekt voor de Engelse leenwoorden cool, shit en yes! in het Nederlands (r. 101)? Leg uit waarom wel/niet.

76.  Bedenk zelf (dus: niet uit dit artikel of uit handboeken) voor elk van de elementen in de ontleningshiërarchie van rr. 106-110

77.  In de regels 120-127 wordt een patroon beschreven van de vermenging van twee talen. Probeer deze week een tweetalig persoon (desnoods uzelf, als u tweetalig bent) te betrappen op dit patroon. Schrijf de gevonden zin(nen) uit in drie regels op de inmiddels bekende manier: vorm, glossen en betekenis. Op het college kan u gevraagd worden zinnen op het bord te demonstreren.

78.  "De functiewoorden zijn grotendeels opnieuw geconstrueerd" (r. 149); wat wordt hiermee bedoeld?

79.  In rr. 174-177 worden voorzetsels voorgesteld als een "tussencategorie" tussen inhouds- en functiewoorden. Hoe zit dat in het Mandarijn met bijwerkwoorden (coverbs)? Zijn er ook "echte" voorzetsels in het Mandarijn, d.w.z. zijn bijwerkwoorden in deze taal te onderscheiden van voorzetsels? Zo ja: hoe? En zo nee: waarom niet?

80.  Volgens rr. 185-187 zijn "functiewoorden meestal korter dan inhoudswoorden".

81.  In rr. 198-200 staat "dat het werkwoord de spil is waaromheen de zin wordt opgebouwd." Geef commentaar:

82.  In dit artikel ligt de nadruk op woorden: het gaat over inhoudswoorden tegenover functiewoorden. Zijn er ook onderdelen van de taal die dezelfde functie hebben als functiewoorden, maar geen woorden zijn? En geldt daarvoor ook dat kinderen deze onderdelen leren nadat ze inhoudswoorden hebben geleerd (rr. 201-205)? Of behoren deze onderdelen tot de uitzonderingen (rr. 205-210)?
| Hint bij het beantwoorden van deze vraag: probeer te bedenken wat kinderpsycholoog Roger Brown met "dimensies" bedoelt (rr. 210-219).

83.  In rr. 254-266 worden de klankeigenschappen van functiewoorden in het Nederlands en in het Quechua besproken.

84.  Van het Nederlandse woord ster worden in rr. 280-289 twee "dimensies" met elkaar vergeleken: de grammaticale eigenschappen en de betekenis. In rr. 324-334 is geïllustreerd dat deze dimensies in principe autonoom zijn. Kunt u die autonomie ook bevestigen aan de hand van dit voorbeeld ster?

85.  Wat betekent de bewering dat woorden zoals ja, hallo en auw "geen grammatica" hebben (rr. 299-300)?

86.  Vergelijk de twee laatste alinea's van het artikel. Zijn deze met elkaar in overeenstemming, of spreken ze elkaar juist tegen?

week 13 (28 apr)




Tekst

Jos. L.M. Mullie, C.I.C.M., Grondbeginselen van de Chinese letterkundige taal, Leuven: Dewallens, 1946, 1e deel, pp. 265-277.


Zoals aangekondigd werken we deze week op twee fronten verder:

Opdrachten

87. 

Op woensdag 28 april wordt van u nieuwe tekstversie verwacht over uw onderwerp. Deze versie wordt ook beoordeeld als deelopdracht. Lever de tekt in aan het begin van het college.

88. Overgebleven van vorige keer: opdracht 86.

89.  Bekijk en besnuffel de drie delen waaruit Mullie's werk bestaat (handboekenkast, nummers L7 C5, L7 C6 en L7 C7);

90. Lees de tekst en maak aantekeningen over onduidelijkheden. Raadpleeg ook de afkortingen: deze staan op pagina vi.

N.B. Dit is een wat oudere tekst; neem dus even de tijd om aan de stijl te wennen. We zullen deze tekst aan de hand van uw problemen uitgebreid bespreken in de klas, maar er zijn geen begeleidende opdrachten, zodat u des te meer tijd heeft om de tekst goed te bestuderen.

91.  Uitsmijter - Bekijk deze ansichtkaart:

Fonetische kaarten nr. 1 "Gelukkig Nieuwjaar"
© Studio Paul Baars 1992


week 14 (5 mei)


DEZE WEEK GEEN COLLEGE



week 15 (12 mei)

92. 

Vandaag kunt u uw werkstuk inleveren, maar dit is niet verplicht.

Zie voor deadlines en voorwaarden verder de syllabus en studiegids.


Excursie

93.  In dit laatste college maken wij een excursie langs taalkundige bezienswaardigheden in onze faculteit. U hoeft niets voor te bereiden.




handige hulpjes

 software  schrijfwijzer  talen van de wereld
 terminologie  Colorado Style Guide  taalkundige transcriptie
     e-ANS

laatste wijziging 22 april 2010
home