BA-3 cursus 2007-2008

CHINESE SYNTAXIS

Jeroen Wiedenhof

tijd en plaats

dinsdagen van 13:15u tot 15:00u
zaal Vriesh4/012


handige hulpjes

 software  schrijfwijzer  talen van de wereld
 terminologie  gesproken materiaal  taalkundige transcriptie

inhoud, teksten en opdrachten

REFRESH/UPDATE/VERNIEUW MET DE F5-KNOP! 

11 sep | 18 sep | 25 sep | 2 okt | 9 okt | 16 okt | studieweek  | 30 okt | 6 nov | 13 nov | 20 nov | 27 nov | 4 dec  |


voor 11 september

Inleiding

U hoeft niets voor te bereiden.


voor 18 september

 tekst | leeshulp | opdrachten 
Tekst

R.H. Robins, "Syntactic Analysis". In Eric P. Hamp, Fred W. Householder en Robert Austerlitz, redactie, Readings in Linguistics II, Chicago: University of Chicago Press, 1966, pp. 386-395. Herdrukt uit Archivum linguisticum, Volume 13, 1961, pp. 78-89.

Leeshulp

1.  De Franse uitdrukking trancher dans le vif (p. 391) betekent letterlijk 'in het vlees snijden' en figuurlijk 'harde maatregelen nemen'.

2.  De Griekse uitdrukking (p. 392) betekent letterlijk 'de vroeger-mensen', en vandaar 'de Ouden'.

Vragen en opdrachten

schriftelijk voorbereiden!

3.  Lees eerst het artikel in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de tekst, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

4.  Wat betekenen de volgende Engelse termen: word, phrase, clause, sentence?

5.   Wat houdt "contemporary grammatical theorizing" (p. 386) in?

6.  Wat was de reden dat in Amerikaanse indianentalen "the word as a traditional orthographic entity was almost always lacking" (p. 386)?

7.  Hoe zou het komen dat "traditional grammar" zich minder met syntaxis bezighield, en een "preoccupation with morphology" (p. 389) had?

8.  "Tesnière [...] regards the basic elements of his syntax as universal" (pp. 389-390): kunt u zelf voorbeelden van syntactische relaties bedenken die vermoedelijk universeel zijn?

9.  Geef vijf voorbeelden van Tesnière's mots vides in het Mandarijn (p. 391). Deze woorden hebben een "grammatical use" (ibid.). Is er iets meer te zeggen over het type betekenissen van deze categorie?

10.  Robins heeft het over "first degree translation" (p. 391). Waarom zou hij hier en elders het woord translation cursiveren?

11. Wat wordt bedoeld met emphatic en unemphatic personal pronouns in het Frans (p. 392)? 

12.  Kunt u een voorbeeld noemen van het bedrijven van syntaxis "based on logical [...] considerations" en "extralinguistic appeals" (p. 393)?

13.  Wat wordt bedoeld met "languages of the type represented by Chinese" (p. 395)? Kent u een naam voor dit type talen?

14.  Hoe zou u het genre van dit artikel omschrijven?


voor 25 september

 tekst | leeshulp | opdrachten 
Tekst

"Morphology and syntax: Demarcation and interaction" = hoofdstuk 8 van Geert Booij, The grammar of words: An introduction to linguistic morphology. Oxford: Oxford University Press. Second edition, 2006, pp. 185-206.

Leeshulp

15.  Enkele conventies voor de transcriptie van vormen, betekenissen en uitspraken zijn samengevat in de pagina's over taalkundige transcriptie; raadpleeg deze waar nodig bij de voorbereiding van volgende colleges. De bijbehorende oefening hoeft u nu nog niet te maken, maar u kunt er op 25 september alvast vragen over stellen.

16.  Naar aanleiding van het eerste college: wapen u met wat handboeken!

17.  In het overzicht aan het begin van de tekst (p. 185) vallen enkele technische termen, zoals valency, die voor ons onderwerp van belang zijn. Deze begrippen komen uitgebreider aan bod in de volgende pagina's.

18.  Met de underlying word order van p. 186 wordt hetzelfde bedoeld als de original position of the V twee regels daaronder.

Vragen en opdrachten

19.  Lees eerst de tekst in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de tekst, zodat deze op het college behandeld kunnen worden. Beantwoord dan de volgende vragen.

20.  Voor de relatie tussen morfologie en syntaxis geldt volgens het tweede aandachtspunt op p. 185 dat zowel "syntactic constructs may form parts of complex words" als "syntax in turn governs the use of morphological case marking on words". Bedenk voor elk van deze gevallen minstens twee eigen voorbeelden in een taal naar keuze.

21.  Formuleer de "Verb Second"-regel van het Nederlands (p. 186) in uw eigen woorden en geef er voorbeelden bij. Wat voor zinnen voldoen niet aan deze regel? Geef ook daarvan voorbeelden.

22.  Op p. 187 wordt de morfologie van zuurkool behandeld, waarin "the adjective zuur is not inflected" - dat wil zeggen: het is niet zurekool, maar zuurkool. Is het ook denkbaar dat zuur geen adjectief is, maar een zelfstandig naamwoord? En zo ja: om wat voor zuur zou het dan gaan? Vergelijk voor uw argumenten bijvoorbeeld de manier waarop groene stroom, zwakstroom, vuurdoop, wittebrood en zuurwaren zijn gevormd.

23.  Omschrijf in uw eigen woorden en met een eigen voorbeeld dat "English does not inflect prenominal adjectives" (p. 187).

24.  Op p. 187 staat dat "in A + N compounds main stress is usually on the first constituent and in A + N phrases on the second, as in gréenhouse versus green hóuse". Het "usually" doet vermoeden dat er ook uitzonderingen zijn. Kunt u daarvan voorbeelden bedenken voor zowel de compounds als de phrases? En hoe werkt dit in het Nederlands?

25.  "Noun phrases with a determiner as parts of complex words" zijn volgens p. 189 "impossible in English and Dutch". Ga na of de onderstaande zinnen uitzonderingen hierop bevatten; probeer zowel voor- als tegenargumenten te geven. Denk bijvoorbeeld aan het speciale geval van eigennamen, die in elke taal een aparte positie innemen; en ook aan de zelfnoemfunctie, waarin een uitdrukking citerend wordt gebruikt.

a.  Aan het eind van de De Kempenaerstraat ga je rechtsaf.

b.  Met hun de-aanhouder-wint mentaliteit komen ze meestal een heel eind.

c.  Wat vind je van dat "dé bank"-motto van ABN AMRO?

d.  De Van der Waalskrachten zijn omgekeerd evenredig aan de zevende macht van de afstand tussen de deeltjes.

e.  John hit a nice down-the-line return of serve and Bill volleyed cross-court to John's forehand.

f.  It's just a run-off-the-mill heist movie.

g.  All of these conferences were held in out-of-the-way resorts.

26.  Aan het begin van § 8.2 (p. 190) wordt voor de zin John hit the ball. in "HIT, x, y" de variabele x gelijkgesteld aan John, en de variabele y aan the ball. Verder komen hier labels voor de semantische rollen van agent en patient aan bod. (Let op de de Nederlandse termen, die eindigen op een -s: agens en patiens.) De agens is degene die (of dat wat) de handeling uitvoert en de patiens is degene die (dat wat) de handeling ondergaat.

a. Ga na dat deze twee semantische rollen beide behoren tot de betekenis 'slaan' van het Engelse werkwoord hit. Geef nu een korte maar nauwkeurige omschrijving van deze twee deelbetekenissen. Met andere woorden: specificeer de beide semantische rollen voor het werkwoord hit.

b. Is het in het gegeven voorbeeld John hit the ball. nuttig om een onderscheid te maken tussen enerzijds deze twee deelbetekenissen en anderzijds de betekenissen van John en ball?

27. Ga na of in de volgende drie zinnen dezelfde semantische rollen zijn te onderscheiden voor het werkwoord hit.

a.  John hit the gas pedal. 'Jan trapte op het gaspedaal.'

b.  John hit an ace. 'Jan sloeg een ace.' (Een ace is een tennisopslag die niet door de tegenstander wordt teruggeslagen.)

c.  John hit twice. 'Jan sloeg twee keer.'

d.  John hit the road. 'Jan reed weg.'

e.  Small town John hits big time! 'Jan de Kleine Man maakt het helemaal!'.

28.  De bespreking op p. 191 maakt een onderscheid tussen enerzijds drie core arguments: agent, patient en goal; en anderzijds de overige deelnemers aan een handeling of gebeurtenis, de adjuncts die "always optional" zijn. Bepaal nu voor de volgende zinnen of, en zo ja welke arguments of adjuncts er te onderscheiden zijn. Geef net als in de vorige opdracht per argument of adjunct een omschrijving van de functie binnen de werkwoordsbetekenis.

a.  Ze schreven een bestseller.

b.  We schrijven 17 juli 1951.

c.   'Jij koopt boeken.'

d.   'Heb je ze gekocht?'

e.   'Heb je de boeken gekocht?'

f.  Blauw staat je niet.

g.  Een man een man, een woord een woord.

h.  Alle reizigers wordt verzocht hier uit- of over te stappen.

i.  Alle reizigers worden verzocht hier uit- of over te stappen.

29.  Op pp. 192-193 wordt de nominatieve en accusatieve naamvallen van het Duits vergeleken met het ergatieve systeem van het Dyirbal.

a.  Waar wordt het Dyirbal gesproken en hoeveel mensen spreken deze taal? Raadpleeg eventueel de pagina's over de talen van de wereld.

b.  Ga voor de voorbeelden (14) tot en met (18) na of u alle in de glossen gebruikte afkortingen thuis kunt brengen. (Wie niet eerder met glossen in aanraking is geweest, kan hierover de schrijfwijzer raadplegen).

c.  Wat is in het Dyirbal het woord voor 'vader' in de zin 'Vader kwam terug.'? En wat is het woord voor 'vader' in de zin 'Vader zag moeder.'? Leg in uw eigen woorden uit hoe het komt dat deze twee woorden verschillen.

30.  Volgens p. 193 geldt voor het Dyirbal dat "the S of an intransitive clause and the O of a transitive clause appear to behave as instances of the same grammatical function". Het "appear" suggereert dat dit niet noodzakelijk zo hoeft te zijn; zijn er ook tegenargumenten te bedenken?

31.  Op p. 194 staat dat " the person-number properties of both the plural Agent and the singular Patient are marked on the verb"; deze twee argumenten zijn ook in de glossen terug te vinden.

a.  Geef op basis van deze gegevens een korte maar nauwkeurige betekenisomschrijving van de West-Groenlandse vorm taku-aat in voorbeeld (20a).

b.  Ter vergelijking: welk(e) argument(en) worden in het Nederlandse werkwoord gecodeerd? En in het Mandarijnse?

32.  Volgens de tekst op p. 195 betekent de passieve (=lijdende) voorbeeldzin (21) Je suis insulté par Jean. 'Ik word door Jan beledigd.' precies hetzelfde als de aktieve (=bedrijvende) zin Jean m'insulte. 'Jan beledigt me.'.

a.  Wat is in zin (21) de "demoted Agent"?

b.  Ga na of, en zo ja hoe, "the fact that the demoted Agent of the verbal predicate is semantically still available" bewijst dat "passivization [...] does not change meaning" (p. 195).

c.  Over deze semantische kwestie wordt door taalkundigen erg verschillend gedacht. Kunt u voor- en tegenargumenten bedenken?

33.  Het Nederlandse werkwoord dansen van voorbeeld (23) wordt daar als intransitief (=onovergankelijk) omschreven. Het begrip "intransitief" kan op minstens twee manieren worden opgevat. Soms wordt hiermee bedoeld dat het werkwoord in een gegeven zin geen object heeft. Een ander gebruik van "intransitief" is dat er bij een gegeven werkwoord überhaupt geen objecten geconstrueerd kunnen worden.

a.  Welke van de twee opvattingen wordt in deze tekst gehanteerd?

b.  Is het mogelijk om in voorbeeld (23) een object bij gedanst te construeren?

34.  Welke vorm heeft volgens voorbeeld (25) het index-suffix in het Ixil? En welke vorm heeft het instrumentele voorzetsel?

35.  Geef een letterlijke vertaling van voorbeeld (26b).

36.  Op pp. 197-199 wordt uitgelegd hoe naamwoorden geïncorporeerd kunnen worden. In het genoemde werkwoord voor 'brood maken' in het Tuscarora treedt het geïncorporeerde naamwoord voor 'brood' op als object bij 'maken', terwijl bij dit samengestelde werkwoord opnieuw een object zoals 'maïs' kan worden geconstrueerd. Kent u dergelijke voorbeelden ook uit het Nederlands? En uit het Mandarijn?

37.  Onderaan pagina 199 gaat het over causatieve werkwoorden. Waarom staat er dat de A (= Agent = agens) als veroorzaker optreedt van een gebeurtenis waarin "one or two entities" een rol spelen? Bedenk voor beide gevallen voorbeelden in een taal naar keuze.

38.  Leg in uw eigen woorden uit waarom "causativization has the effect of increasing the valency of words" (p. 200).

39.  Aan het begin van § 8.4 staat in voorbeeld (34) Jan is de aardappels aan het schillen het object de aardappels niet direkt voor het werkwoord schillen, maar voor de woordgroep aan het schillen, wat volgens p. 201 pleit voor de "unity of this aan het V-ing-construction". Beschrijf nu, mede op basis van § 8.3, wat er aan de hand is in zinnen zoals Jan is aan het aardappels schillen.

40.  Volgens p. 203 "neither the causative verb nor the main verb select a recipient themselves". Beschrijf hoe dit uitpakt voor het Nederlandse voorbeeld in (37).

41.  Beschrijf in uw eigen woorden wat een productief procédé is (p. 204); geef voorbeelden in een taal naar keuze, en geef ook voorbeelden van improductieve procédés.

42.  Beantwoord vraag 10 op p. 206.

43.  Uitsmijter - Bekijk de tekst in de blauwe ovaal in een krantenartikel over verkilling in de zorg (Telegraaf 15 sep 07, blz. TA1). Kunt u hierbij iets opmerken met betrekking tot valenties?


voor 2 oktober

Vandaag behandelen we in het eerste uur de vragen 26 tot en met 42 hierboven.

In het tweede uur gaan we verder met opdracht 15 met die studenten die dit niet eerder gedaan hebben – en uiteraard met iedereen die het opnieuw wil oefenen. Zorg bij deelname dat u de bijbehorende oefening van tevoren gemaakt heeft.

44.  Uitsmijter - Een besturingssysteem gaf bij het opschonen van een geheugenkaart achtereenvolgens twee meldingen: Preparing to zero disk en Writing zeros to disk. Inventariseer voor beide meldingen de valenties, c.q. het aantal referenten, van de Engelse uitdrukking zero.


voor 9 oktober

In het eerste uur behandelen we vandaag de vragen 29 tot en met 42 hierboven.

In het tweede uur doen we een eerste aanzet voor het werkstuk. Tref hiervoor de volgende voorbereidingen:

45.  Lees eerst de schrijfwijzer grondig door. Eventuele vragen hierover kunt u op het college van 9 oktober stellen.

46.  [geldt niet voor Bruinsma: al ingeleverd] Bedenk een of meerdere onderwerpen voor een werkstuk en lever dit/deze schriftelijk bij aanvang van het college in.

Lever opdracht 46 op 9 oktober aan het begin van het college schriftelijk in. Let op netheid en schriftelijke conventies.


voor 16 oktober

 tekst | leeshulp | opdrachten 
Tekst

Yuen Ren Chao, A Grammar of spoken Chinese. Berkeley: University of California Press, 1968. Hieruit de volgende stukken:

Leeshulp

47.  p. 160: ger 'kabinet' in tzuu-ger 'een kabinet vormen': N.B. de -r is in deze transcriptie geen suffix!

48.  p. 436: het symbool ' geeft aan dat de klemtoon op de volgende lettergreep valt.

49.  p. 438: Zie voor de analyse van chy de tay bao 'zich te vol eten' eventueel de grammaticapagina over onderschikking van werkwoordelijke woordgroepen.

GOED NIEUWS: de Concise Oxford dictionary of linguistics van Peter Matthews (zie nummer 16 hierboven) is verschenen in een nieuwe editie voor slechts 18 euro. Bij ieder goede boekhandel verkrijgbaar. Een regelrechte aanrader voor opdrachten en werkstuk!

Vragen en opdrachten

Lever de opdrachten 40 t/m 42 hierboven op 16 oktober aan het begin van het college schriftelijk in. Let op netheid en schriftelijke conventies.

 Chao's tekst wordt in twee afleveringen behandeld. De opdrachten voor 16 oktober zijn de nummers 49 tot en met 61.

De eerste twee vragen hieronder heeft u mogelijk al tijdens een tweedejaars college beantwoord; in dat geval staan ze hier alleen om het geheugen op te frissen.

50.  Yuen Ren Chao is een van de meest beroemde figuren uit de geschiedenis van de Chinese taalkunde. Bekijk deze beroemde grammatica van het Mandarijn (inhoudsopgave, opmaak, weergave van voorbeelden, index). Een exemplaar staat op het plankje met grammatica's bij de handboeken in de Westerse afdeling van de bibliotheek van het Sinologisch Instituut, onder nummer L7 C10.

51.  Zoek via internet (bibliotheekcatalogi, zoekmachines) antwoord op de volgende vragen:

52.  Lees eerst de teksten in hun geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

53.  Wat wordt bedoeld met de "near linguistic context" van Nii i tsa jiow jyy le. 'Even smeren en het stopt.' (p. 160)?

54.  Wat is een complement (p. 435)?

55.  Waarom wordt complement afgekort tot "R" (p. 435; vergelijk pp. xxx-xxxi en 443)?

56.  Op p. 436 beschrijft Chao de klemtoon in V-R-samenstellingen zoals biann-'huay (niet: 'biann-huay) 'slechter worden' en yan'charng (niet: 'yancharng) 'verlengen'. Gaat het hier over over klemtoon in contrastieve zin, zoals in het Nederlandse paar volstáán-vólstaan? Vergelijk voor de beantwoording van deze vraag ook de volgende fragmenten:

"A syllable is either stressed, in which case it has a tone, or unstressed and in the neutral tone. In a group of two, three, or four syllables of which none is in the neutral tone, the last has the loudest stress, the first next, and the inside syllables least loud. If one or more syllables are in the neutral tone, then the last stressed syllable has the main stress. Since all these different degrees of stress between syllables not in the neutral tone are predictable, the differences are not distinctive."

"Wij denken nu dat klemtoon en lexicale toon elkaar over en weer uitsluiten. Mijn promovendus Bert Remijsen voorspelt dat er in principe geen taal bestaat die – tegelijkertijd en onafhankelijk van elkaar – klemtoon heeft en lexicale toon. Toch heeft Remijsen een uitzondering op zijn regel gevonden. Dat is het Samate Ma’ya, een taal die gesproken wordt op een eilandje voor de kust van Papua, het vroegere Nieuw Guinea. Het Samate Ma’ya is een mengtaal met invloeden uit de Austronesische taal­familie en uit de Papua-taalfamilie. De klemtoon zou dan afkomstig zijn uit de Austronesische taal, terwijl de lexicale toon is ingebracht door de Papua­taal. Het contact tussen de twee families is recent, zodat de mengtaal nog niet eenduidig heeft kunnen kiezen."

(V.J. van Heuven, "Boven de klanken", inaugurele rede, Leiden, 2 november 2001)

57.  Valt u iets op aan het laatste voorbeeld van p. 438?

58.  Welk principe ligt ten grondslag aan de ordening van de complementen in de lijst op pp. 444-446?

59.  Formuleer het probleem van de "circularity of definition" op p. 448 in uw eigen woorden.

60.  Op pp. 450-452 worden "intensifying complements" als een aparte groep behandeld. Is dat vanuit syntactisch oogpunt een goed idee? Vergelijk voor de beantwoording van deze vraag ook de volgende gegevens:

61.  Op p. 459 wordt gesteld dat complementen van richting "are normally in the neutral tone", zoals ook aangevoerd werd op p. 436. Zijn er uitzonderingen buiten de op p. 459 genoemde potentialisvormen?

- - - tot hier voor 16 oktober - - -

62.  Uit welke tijd dateert het voorbeeld op p. 462, noot 49?

63.  Formuleer de redenering over drinkers en dromers op pp. 463-464 in uw eigen woorden.

64.  Geef in uw eigen woorden een verklaring van het gebruik van chiuh in het laatste voorbeeld van noot 54 op p. 470.

65.  Geef eerst een logische en dan een semantische uitleg van Nii dei bae fann chy-baole. 'You must eat a full dinner.' op p. 473.

Lever de opdrachten 63 t/m 65 op 30 oktober aan het begin van het college schriftelijk in. Let op netheid en schriftelijke conventies.

66.  Is uit de redenering op pp. 477-478 op te maken wat bae utz na.chu.lai zou betekenen?

67.  Welke van de zes vormen onder punt (6) van p. 478 kunnen betekenen 'het uit een gans halen'?

68.  Zouden de vormen keh en chiuh (pp. 479-480) historisch verwant kunnen zijn?


studieweek herfst 2007

Gedurende de studieweek raad ik u aan verder te werken aan uw werkstuk. Als u hulp nodig heeft, bijvoorbeeld bij een nadere bepaling van het onderwerp, bij literatuuronderzoek of tekstuele problemen, maak dan gerust een afspraak of loop even langs. Als opdracht voor het eerste college na de herfstvakantie wordt een tekstuele bijdrage van u verwacht.



voor 30 oktober

Zoals aangekondigd werken we deze week op twee fronten verder:

69. 
  • bepaal uw onderwerp naar aanleiding van het eerdere aanzetje (vergelijk opdracht 46)
  • raadpleeg bij twijfel de richtlijnen voor het schrijven van een taalkundige scriptie
  • lever deze keer maximaal drie A4-tjes in
  • schrijf geen verslag van uw plannen, maar maak direct een stuk tekst
  • verzorg uw tekst; denk aan naam, datum en collegekaartnummer
  • lever alles in op papier; niet-definitieve versie(s) altijd op dubbele regelafstand
  • op uiterlijk vrijdag 2 november krijgt u deze versie retour voorzien van mijn aantekeningen; deze kunt u afhalen in mijn postvak
  • de Colorado Style Guide kan u helpen bij het lezen van mijn opmerkingen
  • de uiterste deadline voor het werkstuk is dinsdag 11 december 2007 om 12:00u, maar levert u voor die tijd minimaal twee voorlopige versies in
  • hoe meer voorlopige versies u inlevert, des te meer commentaar dat oplevert; tussendoor inleveren kan altijd via postvak Wiedenhof
  • gezien de intensieve begeleiding is er voor dit werkstuk geen herkansing



voor 6 november

 tekst | leeshulp | opdrachten 
Tekst

Ekaterina Yurievna Chirkova, "The topical particle le". In search of time in Peking Mandarin. Leiden: CNWS Research School, 2003, pp. 32-45.

Leeshulp

70.  De grammatica's waarnaar in de tekst verwezen wordt ("Chao 1968, Li and Thompson 1981" enz.) zijn beschikbaar op de plank met handboeken in de Westerse afdeling van de bibliotheek van het Sinologisch Instituut.

Vragen en opdrachten

71.  Werk met regelmaat verder aan uw werkstuk; zie hiervoor ook opdracht 69. Kom langs of maak een afspraak als u hierover advies nodig heeft; u kunt ook voorlopige teksten in mijn postvak kwijt. In het volgende college (13 november) zal u gevraagd worden om kort uw onderwerp te presenteren.

72.  Lees eerst de tekst in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

73.  Wat is op p. 32 precies het verschil tussen "now" in het citaat van Li & Thompson en "a relative time marker, referring to the narrated time"? Is dit te illustreren aan de hand van voorbeeld (3.2)? Zo ja: hoe? Zo nee: geef dan een ander voorbeeld.

74.  Wanneer begint "Chinese linguistics after Chao" (p. 32)?

75.  Illustreer het verschil tussen homonymie en polysemie (p. 33) met eigen voorbeelden uit a. het Nederlands; b. het Engels en c. het Mandarijn.

76.  Vergelijk de voorbeelden (3.4) tot en met (3.7) op pp. 34-35. Welk nieuw feit wordt er gepresenteerd in (3.7), en welk fonologisch risico herbergt dit voorbeeld?

77.  Op p. 37 wordt het karakter gebruikt om ('stuk, plek'?) te schrijven. Check welke uitspraken en betekenissen van het karakter in uw woordenboeken staan. Ligt dit gebruik van het karakter voor de hand? Wordt in deze betekenis ook met andere karakters geschreven?

78.  Wat is op p. 40 de betekenis van in voorbeeld (3.19)? Is de transcriptie hier correct?

79.  Vat de conclusie op pp. 44-45 in uw eigen woorden samen en geef commentaar.


voor 13 november

Vragen en opdrachten
80. 

De meeste deelnemers van dit college hebben ondertussen meerdere keren commentaar gekregen op hun werkstuk-plannen. Nog niet teruggegeven teksten liggen op vrijdag 9 november vanaf 9:00u retour in mijn postvak. En wie op vrijdag nog iets inlevert, kan dit op maandag 12 november nagekeken terugkrijgen (wederom via mijn postvak).

Op dinsdag 13 november wordt van u een korte presentatie verwacht over uw onderwerp. Deze presentatie wordt ook beoordeeld als deelopdracht ("referaat").

Aandachtspunten:
  • houd er rekening mee dat per presentatie slechts vijf à tien minuten beschikbaar zijn; oefen en klok dit eventueel van tevoren
  • in dat verband is het ook handig om handouts voor de deelnemers klaar te hebben: dat bespaart schrijfwerk op het bord
  • presenteer in ieder geval uw onderzoeksvraag, enkele voorbeelden (met bronvermelding) en de voorgestelde werkwijze (methodologie)
  • ga uit van een verstandig maar niet-sinologisch publiek: uw collega-student geschiedenis moet het ook kunnen begrijpen!



voor 20 november

Tekst

Berthold van Maris, "'In' en 'met' als grammaticaal skelet: Pieter Muysken over inhoudswoorden en functiewoorden." NRC Handelsblad, 3 november 2007, bijlage Wetenschap & onderwijs, p. 43.

Vragen en opdrachten

81.  Lever bij aanvang van het college een voorlopige versie van uw werkstuk in.

82.  Dit artikel is geschreven naar aanleiding van een nieuw boek van de geïnterviewde. Ga na wat u kunt vinden over diens achtergrond: opleiding, publicaties, aanstellingen, belangstellingen?

83.  In r. 21 lezen we: "Dit onderscheid tussen inhoudswoorden enerzijds en functiewoorden en functionele elementen anderzijds komt in allerlei taalverschijnselen voor.". Hoeveel inhoudswoorden, functiewoorden en functionele elementen komen er in die zin volgens u voor?

84.  Vertel in uw eigen woorden wat er in de rr. 51-53 wordt bedoeld met het onderscheid tussen "concrete betekenissen" en "abstracte betekenissen". Vergelijk hierbij ook r. 111 en rr. 243-250.

85.  Is "het onderscheid tussen inhouds- en functiewoorden" (rr. 63-64) een westerse traditie, of vinden we dit onderscheid ook in Chinese taalkundige analyses?

86.  Kunnen we over het nuttig effect van ontleningen (rr. 92-93) concluderen dat dit ontbreekt voor de Engelse leenwoorden cool, shit en yes! in het Nederlands (r. 101)? Leg uit waarom wel/niet.

87.  Bedenk zelf (dus: niet uit dit artikel of uit handboeken) voor elk van de elementen in de ontleningshiërarchie van rr. 106-110

88.  In de regels 120-127 wordt een patroon beschreven van de vermenging van twee talen. Probeer deze week een tweetalig persoon (desnoods uzelf, als u tweetalig bent) te betrappen op dit patroon. Schrijf de gevonden zin(nen) uit in drie regels op de inmiddels bekende manier: vorm, glossen en betekenis. Op het college kan u gevraagd worden zinnen op het bord te demonstreren.

89.  "De functiewoorden zijn grotendeels opnieuw geconstrueerd" (r. 149); wat wordt hiermee bedoeld?

90.  In rr. 174-177 worden voorzetsels voorgesteld als een "tussencategorie" tussen inhouds- en functiewoorden. Hoe zit dat in het Mandarijn met bijwerkwoorden (coverbs)? Zijn er ook "echte" voorzetsels in het Mandarijn, d.w.z. zijn bijwerkwoorden in deze taal te onderscheiden van voorzetsels? Zo ja: hoe? En zo nee: waarom niet?

91.  Volgens rr. 185-187 zijn "functiewoorden meestal korter dan inhoudswoorden".

92.  In rr. 198-200 staat "dat het werkwoord de spil is waaromheen de zin wordt opgebouwd." Geef commentaar:

93.  In dit artikel ligt de nadruk op woorden: het gaat over inhoudswoorden tegenover functiewoorden. Zijn er ook onderdelen van de taal die dezelfde functie hebben als functiewoorden, maar geen woorden zijn? En geldt daarvoor ook dat kinderen deze onderdelen leren nadat ze inhoudswoorden hebben geleerd (rr. 201-205)? Of behoren deze onderdelen tot de uitzonderingen (rr. 205-210)?
| Hint bij het beantwoorden van deze vraag: probeer te bedenken wat kinderpsycholoog Roger Brown met "dimensies" bedoelt (rr. 210-219).

94.  In rr. 254-266 worden de klankeigenschappen van functiewoorden in het Nederlands en in het Quechua besproken.

95.  Van het Nederlandse woord ster worden in rr. 280-289 twee "dimensies" met elkaar vergeleken: de grammaticale eigenschappen en de betekenis. In rr. 324-334 is geïllustreerd dat deze dimensies in principe autonoom zijn. Kunt u die autonomie ook bevestigen aan de hand van dit voorbeeld ster?

96.  Wat betekent de bewering dat woorden zoals ja, hallo en auw "geen grammatica" hebben (rr. 299-300)?

97.  Vergelijk de twee laatste alinea's van het artikel. Zijn deze met elkaar in overeenstemming, of spreken ze elkaar juist tegen?

98.  In het kader "Versprekingen" staan twee voorbeelden. Noteer deze week zelf minimaal twee zinnen waarin een verspreking voorkomt van een moedertaalspreker in een taal naar keuze.



voor 27 november

Huiswerkluwe week: we behandelen deze week geen nieuwe tekst om des te meer tijd voor het werkstuk over te laten. Zoals aangekondigd moet u wel twee oude opdrachten schriftelijk inleveren (zie nummer 99 hieronder). Op college zullen we eerst de tekst van vorige week afmaken. In het tweede uur zullen we vooral praktische tips bij het schrijven behandelen.

Vragen en opdrachten

99.  Lever bij aanvang van het college uw schriftelijke uitwerking van de opdrachten 87 en 88 in.

100.  Neem de tekst van de vorige keer en uw uitwerking van de laatste vragen (vanaf nummer 93) mee naar college.

101.  Neem ook uw aantekeningen over en vragen bij de voorbereidingen voor uw werkstuk mee naar college.



voor 4 december

 tekst | opdrachten 
Tekst

E.V. Clark, "Word choice and conceptual perspective". Mededelingen van de afdeling letterkunde, Nieuwe reeks, Deel 61 no. 11. Amsterdam: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, 1998

Vragen en opdrachten

102.  De auteur geeft verschillende voorbeelden van "lexical choices" die volwassen sprekers maken (pp. 5-6). Kunnen binnen dezelfde zin voor dezelfde referent verschillende lexicale keuzes worden gemaakt? En kan dat ook (als het antwoord "ja" was) of wel (als het antwoord "nee" was) op een systematische, grammaticale manier? Geef voorbeelden in het Nederlands.

103.  Beschrijf in uw eigen woorden op welke manier het woord "brick" (zonder cursief) in regel 21 verschilt van het woord "brick" (cursief) in regel 23.

104.  Teken eerst zelf een "bottle-which-may-be-a-stirrup", zoals besproken op p. 7; vat vervolgens Clarks betoog over deze afbeelding samen.

105.  Kunt u voorbeelden noemen van "people presenting opposite perspectives" (p. 8):

(a) "in quarrels"?

(b) "in various kinds of negotiations, especially where the participants come from different cultures"?

(c) "in more formalised disputes"? (hint: TNT!MEN)

106.  Op p. 9 gaat het over kinderen "aged 1;0 to 1;6". Welke leeftijden worden hiermee bedoeld?

107.  Kunt u op basis van de discussie op p. 10 vaststellen of kinderen "from age 3;0 to 4;0" kunnen liegen"? En kunnen chimpanzees liegen?

108.  Geef in een taal naar keuze drie voorbeelden van "novel compound nouns to indicate greater specificity within familiar categories" in adult speech (p. 14).

109.  Wanneer zulke door kinderen verzonnen woorden afwijken van het volwassen taalgebruik, worden ze soms binnen gezinnen of families gecultiveerd. Kunt u zich zulke woorden herinneren uit uw eigen jeugd, of kent u ze uit uw omgeving? Geef per geval vorm en betekenis in een taalkundig verantwoorde transcriptie.

110.  Voor wie wil is er (naast de besprekingen tussendoor) ook op vrijdag 7 december gelegenheid voor een doorspreeksessie tussen 10 en 12 uur. Neem uw agenda mee: afspraken voor 7 december kunnen worden gemaakt op het college van 4 december.

Geheugensteuntje

De uiterste deadline voor het werkstuk is dinsdag 11 december 2007 om 12:00u.



handige hulpjes

 software  schrijfwijzer  talen van de wereld
 terminologie  gesproken materiaal  taalkundige transcriptie
 

laatste wijziging 30 november 2007

home